1896 SOCIETE ALCHIMIQUE DE FRANCE


"Wij ontvangen de leerstellingen die ons schriftelijk zijn overgeleverd, en die, welke tot ons gekomen zijn van de apostelen onder de sluier en het mysterie van een mondelinge overlevering. Zou het betamelijk zijn over datgene te schrijven en dit in het openbaar te verbreiden, wat de niet-ingewijde niet toegestaan is te beschouwen ?"
( Basilidius, 2° eeuw na Christus )

 

Een van de meest opzienbarende figuren, als operatieve alchemist, was François Jollivet-Castelot ( 8/7/1874 - 22/4/1937 ). Hij stichtte in 1896 ‘La Sociéte Alchimique de France’  te Douaï.

Alhoewel deze vereniging geen Orde was telde ze vele leden die allen tot andere Ordes behoorden. Onder de leden vinden we Gérard Encausse, Philippe Encausse, Dr. Lalande, Charles Barlet, Paul Sédir, Stanislas de Guaita, Jean Tabris, August Reichel, August Strindberg, Delézinier, Cyprien Tiffereau ( 1819 -  ), baron Tchoudy , Jacques Brieu, Henri Durville, André Dubosc, Louis Esquie, Marius Descrepe, Vitoux, Thorion, Pietro Bornia, Jacques Brieu, Godard-Saturninus en vele anderen.

Zoals reeds gezegd behoord Jollivet-Castelot tot de ‘operatieve’ alchemisten. Hij experimenteerde zowel met scheikundige verbindingen als met geneeskundige middellen waarbij metalen en metalloïden de basisingrediënten waren. Jollivet-Castelot was tevens maker van tincturen en homeopatische verdunningen.

In 1909 is Jollivet-Castelot op bezoek bij James Ensor te Oostende. (1) Hij ontmoet er Léon Spilliaert. Hij was zeer onder de indruk van de schilderijen van Spilliaert. Naar aanleiding van deze ontmoeting publiceerde hij een artikel in ‘Nouveau horizons de la Science et de la Pensée’ dat we hier partieel weergeven :

"C'est par hasard que j'ai fait la connaissance de Spilliaert, mais de suite je fus frappé, retenu, par l'aspect âpre et brusque de sa physionomie tourmentée. La figure est osseuse, accentuée, creusée profondément aux joues, sous des pommettes saillantes, indiquant la volonté que renforcent encore les maxillaires presque brutaux. L'oeil bleu, très doux, songeur ­ un regard brumeux de mer automnale ­ a cependant des reflets froids d'acier. Le front haut, droit, est surmonté d'une étonnante chevelure blonde, ébouriffée, quasi fantastique, hoffmannesque. Et de toute la face se dégage comme une illumination discrète, retenue, communicative pourtant, malgré la réserve timide de la personne." (2)

Waarom Jolivet-Castelot bij Ensor en Spilliaert was is, niet duidelijk. Misschien om een nieuwe verfprocedure uit te testen ?

François Jollivet-Castelot was lid van andere Ordes : AMORC, de Martinistenorde, de ‘Ordo Aureae & Rosae Crucis’ van Emile Dantinne, L’Ordre Hermetiste Tétramegiste et Mystique, enz..

Volgens sommige bronnen behoort hij tot de rechtstreekse afstammelingen van de Rozekruisers uit Toulouse, de Orde waarin Adrien Péladan ( broer van Joséphin Péladan ) werd geïnitieerd in 1858.

August Reichel ( Frater Amertis of Sar Amertis ) ( 1898 - 1962 ) was een der trouwste aanhangers van Jollivet-Castelot. Reichel was lid van verschillende Ordes en was zeer bevriend met Reuss ( Albert Karl Theodor Reuss Willsson ) ( 1855 - 1923 ) die in 1902 Carl Kellner ( 1851 - 1905 ), oprichter van het O.T.O. ( Ordo Templi Orientis ), opvolgde. Reichel was van Duitse afkomst maar verbleef in Zwitserland.

August Reichel was Grootmeester van de ’Confrérie des frères Illuminés de la Rose+Croix’ een Orde opgericht door François Jollivet-Castelot omstreeks 1920. In 1936 werd Reichel uit Amorc en uit de FUDOSI gezet.

Jollivet-Castelot was de uitgever van het populaire tijdschrift ‘L’Hyperchimie’. Paul Sédir was er een trouwe medewerker van.

Van 1904 tot 1914 werd de naam gewijzigd in ‘Nouveau horizons de la Science et de la Pensée’. In 1920 werd het tijdschrift zelfs ‘La Rose-Croix’ genoemd.

Het werk van Jollivet-Castelot werd vooral voortgezet in de alchemistische klassen van AMORC van 1989 tot 1993. Jean Dubuis, Manfred Julius, Frater Albertus ( Albert Richard Reidel ) ( - 1984 ) en Orval Graves ( - 1996 ) waren de voortzetters van de ideeën van Jollivet-Castelot. Deze groep werd later nog uitgebreid door Heorge Fenzke, Ralph Willy Randall, dr. Hiram Syndergaard en Laura James of Bakersfield.

Jollivet-Castelot heeft een grote invloed gehad op alchemisten zoals August Strindberg ( 1849 - 1912 ), Albert Poisson ( 1869 - 1893 ), Fulcanelli ( 1877 - 1932 ), Eugène Léon  Canseliet ( 18/12/1899 - 17/4/1982 ) en Armand Barbault ( 1909 - ). Er zijn nog een aantal brieven bewaard gebleven van August Strindberg aan François Jollivet-Castelot. Deze brieven dateren uit de periode dat August Strindberg in een zware depressie verkeerde. Strindberg schreef twee niet onbelangrijke verhandelingen over alchemie, ‘Hortus Merlini’ en ‘Sylva Sylvarum’.

Fulcanelli, die lid was van ‘Les Frères d’Héliopolis’, oefende dan weer op zijn beurt een grote invloed uit op André Breton en de surrealisten.

Jollivet-Castelot was een tijdlang aktief in de communistische partij van Frankrijk. Hij werd er na een tijd uitgezet.

Eugène Canseliet F.C.H. (3) was lid van 'Les Frères d'Heliopolis'. Hij was de leerling van Fulcanelli. Het was van Fulcanelli dat hij in 1923 de beroemde boeken van de hand van zijn meester zou ontvangen : 'Le Mystère des Cathedrales', 'Les Demeures Philosophales' en 'Finis Gloriae Mundi'.(4)


(1) Bron : Gemeentekrediet - tentoonstelling Spilliaert

(2) Ibidem

(3) F.C.H. Frère Chevalier d’Heliopolis

(4) Le Mystère des Cathédrales, Les Demeures Philosophales en Finis Gloriae Mundi.

 

 

1