DE HISTORISCHE BRONNEN VAN HET ESOTERISME


Ga naar de stromingen van de Nijl en daar zal je een steen vinden, die een geest bezit.
( Berthelot Alchemiques Grecs III,VI,5 - citaat van Ostanes )


Samenvattende inleiding

De historische bronnen van het esoterisme zijn in hoofdzaak terug te voeren tot de culturen rond de Middellandse zee.

Vooral de Egyptische traditie werd later door de Grieken overgenomen in de 6° en 7° eeuw voor Christus. Filosofen zoals Plato (427 - 347), Socrates (469 -399), Thales van Milete (650 - 546), Anaximander (610 - 546), Anaxagoras van Klazomenai (500 - 428) vriend van Pericles, Democritus van Abdera (460 - 371), Protagoras van Abdera (485 - 415), Parmenides van Elea (540 - 480) en Pythagoras van Samos (569 - 470), om er enkele te noemen, hebben hun wortels te danken aan de Egyptische mysteriescholen.

Ook Pyrrho van Elis (360 - 270) zag zijn kans om tot Indië te reizen. Hij leerde er de Taoïsten kennen. Thales van Milete, ingenieur van beroep, reisde naar het Midden-Oosten en Egypte. Hij werd opgeleid door Egyptische en Chaldeeuwse priesters. Zo wedijverden Xenophanes van Colophon (570 - 480) en Democritus wie van beiden de meest onbetreden gebieden had gezien.

Pythagoras was beschermeling van de Farao tot groot ongenoegen van de priesters te Memphis en Thebe. Met tegenzin namen ze Pythagoras op om hem in hun mysteriën in te wijden.(1) Hij was te gast bij de Chaldeeërs voor de sterrenkunde, bij de Phoeniciërs voor de meetkunde en bij de mystieke riten van de Magiërs (2) in Phoenicië. De traditie van de astrologie vindt zijn oorsprong vooral in Babylonië, Chaldea en Mesopotamië.

De eerste en oudste geschreven bronnen zijn ons bekend door de geschiedkundige werken van de Griekse schrijver Herodotos. Hij wordt beschouwd als de eerste geschiedschrijver van de antieke wereld. Herodotos werd vermoedelijk geboren in 480 voor Christus (3). De ‘Historiai’ van Herodotos zijn verdeeld in negen boekdelen. Vooral boek II geeft ons talrijke meldingen die in deze studie van belang kunnen zijn. Dit boekdeel beschrijft de Egyptische beschaving deels op eigen waarneming van Herodotus deels op overlevering en op gezegden van de Egyptenaren. In dit boekdeel doet Herodotos enige opmerkelijke uitspraken :

"De benamingen van bijna alle Griekse goden zijn uit Egypte afkomstig. Ik had bij mijn onderzoek al vastgesteld dat die uit andere landen ( dan Griekenland (4)) moesten komen…Deze en andere zaken die ik nog zal behandelen, zijn door de Grieken van de Egyptenaren overgenomen." (5)

De Egyptische mysteriën hebben eveneens hun invloed laten gelden op de Griekse mysteriën. Herodotos doet ook hier de nodige uitspraken over :

"Op deze Egyptische vijver ( Delos ) wordt ‘s nachts het zogeheten lijdensspel van de god opgevoerd, hun versie van de Griekse mysteriën."

Herodotos heeft het hier over het mysteriespel van Osiris dat sterk met de Nijl in verband werd gebracht. Er bestaat een rechtstreekse relatie tussen de jaarlijks terugkomende overstromingen van de Nijl en het mysteriespel van Osiris. Deze overstromingen die zich, zoals Herodotos zei, telkens herhaalde na de ‘zomerzonnewende’, waren de inspiratiebron voor deze mysteriën. Ondertussen weten we dat deze overstromingen veroorzaakt worden door de overvloedige voorjaarsregens in Abessynië. De mysteriespelen ontstonden vanaf het Middenrijk. Vele tempels in Egypte kennen afbeeldingen van deze mysteriespelen. De Mysteriën worden in een groot stilzwijgen gehuld. Ook de Egyptenaren waren hierover weinig zeggend. Herodotos vertelt verder :

"Ik zou alle plechtigheden met naam en toenaam kunnen noemen, maar bewaar hierover het stilzwijgen. Ook van de riten ter ere van Demeter, in het Grieks de Thesmoforiën geheten, zal ik niets verklappen behalve een enkel onderdeel dat ik kan vertellen zonder over de schreef te gaan. Zo mag ik wel vermelden dat de dochters van Danaos deze ceremonie uit Egypte hebben meegenomen naar de Peloponnesos waar zij de vrouwen hierin hebben ingewijd. Na de Dorische volksverhuizing is het hele ritueel op de Peloponnesos in onbruik geraakt. Alleen bij de Arkadiërs, die niet door de indringers van hun nederzettingen zijn verdreven, is het blijven bestaan."

Phylostratus ( 170 - 249 na Christus ) vertelt in zijn werk ‘Apollonius van Tyana’ reeds van bij het begin het ‘stilzwijgen’ omtrent de mysteriën :

"Alle leerstellingen van Pythagoras waren wetten voor zijn discipelen die hem beschouwden als door Jupiter gezonden.. Zij behielden het stilzwijgen over de manifestaties van de goddelijkheid … zij hadden geleerd dat ook stilte een taal is."

Is de stilte niet de taal van de contemplatie en meditatie ? In de stilte leert men de grootste dingen van het Zijn.

In deze teksten vinden we het steeds terugkerend typische kenmerk van het ‘stilzwijgen’ over de riten en mysteriën. Tot vandaag vinden we dit terug in alle broederschappen.

De oudste stad van Egypte is, althans volgens deze geschiedschrijver, Memphis. Het was te Memphis dat de mysteriën ontstonden. De stad Heliopolis ( Helios = Zon, polis = stad ), die niet ver van Memphis ligt, wordt samen met Thebe het volgende centrum. Tussen Heliopolis en Memphis liggen de Pyramiden van Cheops, Chepren en Mykerinos. De meest zuidelijke stad was Thebe.

Ook Plato vertelt in zijn boek Timaeus veel te hebben ontleend aan de Egyptische beschaving. Na de dood van Socrates in 399 voor Christus bezocht hij Egypte, Sicilië en Kreta. In Sicilië kwam hij in contact met het Pythagorisme.

"Nu zei iemand van onze Broederschap - was het werkelijk toen zijn oordeel of was het enkel om Critias een compliment te maken ? … en als hij het verhaal, dat hij uit Egypte hierheen had meegebracht, …"

"Solon, Solon ! Gij Grieken zijt toch altijd kinderen ! Een oude Griek is iets wat niet bestaat ! … In uw ziel hebt gij immers geen enkele oude mening, berustend op ver teruggaande tradities, geen enkel weten, vergrijsd door de jaren…"

;;; dat de lichamen die zich in de hemel rond de aarde bewegen, een afwijking vertonen en dat er, na verloop van tijd, een verdelging optreedt van wat op aarde is, door overdadig vuur. … dat alles sedert lang hier bij ons in onze tempels op schrift gesteld en veilig bewaard…." (6)

De discussie tussen de hogepriester en Solon gaat hier over de zondvloed. De Egyptenaren hadden reeds weet van de talrijke zondvloeden die zich in de geschiedenis hadden voorgedaan. Een opmerkelijk fragment vinden we hierover ook in de boeken van Herodotos :

"Tot nu toe berustte mijn verslag op de gegevens van de Egyptenaren, met name hun priesters. Zij hebben berekend dat er 341 generaties zijn geweest tussen de eerste en de laatste koning …. Alles bij elkaar wordt dit 11.340 jaren en volgens hun zeggen heeft het in die tijd geen god de mensengedaante aangenomen…. In die lange periode is de zon viermaal van haar gewone baan afgeweken: twee keer was zij opgekomen op de plaats waar zij normaal ter kimme daalt en tweemaal was zij in het oosten ondergegaan. Dit heeft geen gevolgen voor Egypte gehad…."

Een opmerkelijke uitspraak, dat het hoofdstuk van de symboliek binnen de broederschap van de vrijmetselaren verre vooruit loopt, is de beschrijving van de zuilen Boaz en Yachin in de werken van Herodotos :

"… Voor zover dat in mijn vermogen lag, wilde ik deze veronderstelling hardmaken en daarom ben ik naar Tyros in Fenicië gevaren omdat ik had vernomen dat daar een drukbezocht heiligdom van Herakles was. Ik heb de tempel betreden en de grote rijkdom aan wijgeschenken bekeken. Daarbij vielen mij twee losse zuilen op, een van puur goud en de ander van een groen gesteente dat opvallend glansde in het maanlicht. Tijdens het gesprek met de priesters stelde ik de vraag hoelang geleden hun tempel was gebouwd. Uit hun antwoord concludeerde ik dat zij op een ander getal uitkwamen dan de Grieken. Volgens hen viel de bouw van het heiligdom samen met de stichting van Tyros dat intussen al 2300 jaar werd bewoond."

De Griekse school, gaande van de Pre-Socratici tot de Neo-Platonici, hebben duidelijk de grondslag gelegd voor het latere Westerse metafysische denken. De ‘Enneaden’ van Plotinus zijn in de periode van de Neo-Platonici de resultante van het late Griekse denken. ‘Isis en Osiris’ van Plutarchus van Chaironeia (46 - 125) geeft op een verslaggevende wijze de invloeden van de Egyptische beschaving weer (7).

Het Hermetisme in de figuur van Hermes Trismegistus vormt een van de belangrijkste stromingen binnen het esoterisme. Het ‘Corpus Hermeticum’, 'Asklepios'  en de ‘Tabula Smaragdina’ behoren tot de klassieke literatuur van het Hermetisme.

In de Hellenistische periode vinden we de Gnostici. Een stroming die haar wortels heeft in het Jodendom en het Christendom. De versmelting van het Gnosticisme en het Druïdisme samen met de traditie van de Kelten geven de geboorte aan de wereldberoemde Graallegende en het Katharisme. Deze laatste stroming beïnvloed dan in hoge mate de periode van de Feodaliteit van de 12° tot de 13° eeuw.

De Graallegende ontstaat in de Middeleeuwen als het verhaal dat Jozef van Arimathea het bloed van Christus in een schaal had meegebracht naar Europa. Een aantal bronnen zijn eigenaardig genoeg uit Portugal afkomstig. Portugal dankt zelfs zijn naam als de ‘porteur du Gral’, drager van de Graal.

Dit soort legenden vinden we in alle culturen. Het is dan ook de vraag of de Graallegende niet best kan beschouwd worden als de symbolische voorstelling van een totale kennis omtrent ons zijn. Ook de Steen der Wijzen mag gerekend worden tot deze archetypische voorstellingen.

De priesters dronken het levenselixir uit een schaal symbool voor de inwijding. Vulcanus geeft zijn moeder Juno te drinken uit een goddelijke vaas. Het is het goddelijke nectar van Homerus. De wijn van Bacchus die als initiator optreedt als god van de wijn. De wijn is de vrucht van de natuur een spontane transformatie. Bacchus drinkt van het goddelijke nectar op de Olympus. Het is het nectar dat Thetis in de neusgaten giet van de overleden Patrocles om hem voor eeuwig te kunnen balsemen. De Hindoe Dhavantari, gevormd door Vishnu, brengt uit de hemel de heilige vaas welke goddelijke drank bevat. Sommige zien het als het Amritah, het goddelijke woord. Mitras hief de heilig vaas ten hemel als symbool van de sacralisatie van de wereld. De Heilige Vaas bevat de geheimen van de toekomst, de mysteriën van de wereld en de totale kennis van de mensheid. De lans gedoopt in het vocht van deze schaal of vaas heeft de kracht wonden te genezen.

Een niet te verwaarlozen invloed gaat er tevens uit van de Oosterse kloosters die op hun beurt waren beïnvloed door het Byzantijnse Rijk. Deze invloedssfeer vinden we vooral van de 6° eeuw tot de 12° eeuw na Christus. Het is vooral deze invloedssfeer dat de basis vormde voor onze abdijen en kloostersgemeenschappen.

De Griekse mythologie, het Neo-Pythagorisme en het Hermetisme geven dan weer de geboorte aan de Alchemie.

De Feodaliteit mondt dan weer uit in de eerste broederschappen waarvan de Orde van de Tempel ( Tempeliers ) een hoogtepunt vormt in de geschiedenis van de late Middeleeuwen.

De invloed van het Arabische denken, door de Moorse bezetting in Spanje, brengt onze cultuur in contact met de Arabische Alchemie. In een mengvorm met het reeds eerder genoemde Hermetisme vormt ze de basis voor de Middeleeuwse alchemie en vooral het Alchemistisch denken in de Renaissance.

De intrede van de Kabalah als een Joods esoterisme en mysticisme maken de cirkel rond. De Alchemie, de Kabalah, de Astrologie, het Hermetisme, het Pythagorisme vormen de wortels van het Westers esoterisch denken. Al deze elementen worden de basis van de latere broederschappen zoals Rozekruisers, Vrijmetselarij en het Martinisme om de belangrijkste te noemen.

Het Hermetisme

Het Hermetisme is gebaseerd op de overlevering van de mysteriën van Hermes Trismegistus. Het is geen godsdienst noch een levensvisie. Het is geen wijsgerig systeem. Het Hermetisme bespreekt de aard en het weten van de Kosmos en de plaats van de mens hierin als uniek schepsel. Het Hermetisme tracht een ‘overdracht’ te zijn van een hogere ethiek en een diepgaand inzicht in de Kosmologie, de kennis van het ontstaan van de wereld, en de plaats van de mens in dit hele gebeuren. Sommigen verdedigen de stelling dat het Hermetisme haar ontstaan te danken heeft aan de wijsheden van de Egyptische god Thot.

Het Corpus Hermeticum is een van de vele geschriften van het Hermetisme. Het Corpus Hermeticum bevat in totaal achttien boekdelen. Het zijn voornamelijk dialogen tussen Hermes Trismegistus, Asklepios en Tat. De inhoud doet ons sterk denken aan de dialogen van Plato. De besproken thema’s zijn van zuivere spirituele aard. Hermes Trismegistus is eerder te beschouwen als een begrip of pseudoniem van een schrijver die we niet kennen. Hermes is de Griekse naam voor de Egyptische god Toth. Hermes kent ook in analogie met de Romeinse cultuur de god Mercurius.

Een van de oudste verwijzingen naar Hermes Trismegistus komt uit de geschriften van de geschiedschrijver Manetho. Deze Egyptenaar leefde in de derde eeuw voor Christus. Geboren in Sebennytus aan de Nijldelta. Hij was hogepriester te Heliopolis. Samen met de Griek Timotheus was hij een van de voortzetters en verdedigers van de cultus van Serapis in Egypte. Hij schreef de Egyptische geschiedenis in het Grieks. Syncellus, een later commentator schrijft het volgende over Manetho :

"In the time of Ptolemy Philadelphus he was styled hig-priest of the pagan temples of Egypt, and wrote from inscriptions in the Seriadic land, traced, he says, in sacred language and holy characters by Thoth, the first Hermes, and translated after the Flood … in hieroglyphic characters. When the work had been arranged in books by Agathodaemon, son of the second Hermes and father of That, in the temple-shrines of Egypt, Manetho dedicated it to the above King Ptolemy II. Philadelphus in his Book of Sothis, using the following words : Letter of Manetho of Sebennytus to Ptolemy Philadelphus. "To the great King Ptolemy Philadelphus Augustus. Greeting to my lord Ptolemy from Manetho, high-priest and scribe of the sacred shrines of Egypyt, born at Sebenyttus and dwelling at Heliopolis. It is my duty, almighty king, to reflect upon all such matters as you may desire me to investigate. So, as you are making researches concerning the future of the universe, in obedience to your command I shall place before you the Sacred Books which I have studied, written by your forefather, Hermes Trismegistus. Farewell, I pray, my lord King."" (24)

Het Corpus Hermeticum werd voor het eerst vertaald door Marsilius Ficinus ( 19/10/1433 - 3/10/1499 ) een Italiaans humanist, wijsgeer en priester, werkte voor Cosimo de Medici. Hij was de oprichter van de ‘Academia Platonica’ in 1462 toen hij een aanvang nam met de vertaling van de werken van Plato. Naast Plato en het Corpus Hermeticum vertaalde hij ook alle werken van Plotinus. Belangrijke tractaten van hem zijn : De ‘Religione Christina’ en de ‘Theologia platonica’. Dankzij Ficinus leerde de Westerse samenleving de Platonische gedachtenleer.

Ficinus was niet de eerste die de Griekse filosofen vertaalde. Al Khindi ( 9° eeuw ) was de eerste die de Griekse filosofen vertaalde naar het Arabisch met name de ‘Enneaden’ van Plotinus. De grote fout die Al Khindi beging was het uitgeven alsof het de filosofie was van Aristoteles. De Arabieren hebben er vijfhonderd jaar over gedaan om deze fout in te zien. Wanneer Arabische filosofie het heeft over Aristoteles dan zijn daar onherroepelijk veel invloeden van de neo-platonici in verwerkt.

Het boek ‘Poimandres’ is het meest bekende gedeelte uit het Corpus Hermeticum. Het was het enige boek dat reeds in een latijnse versie bestond vooralleer Ficinus de andere werken uit het Grieks had vertaald.

Het boek Asklepius was eveneens bekend. Het oudste document bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel en dateert van de negende eeuw.

 

Het Pythagorisme

De Griekse filosofen zochten naar een beginselverklaring voor een Kosmologie. Zij spraken van het ‘archè’ wat ‘begin’ betekent. Dit begin werd door vele filosofen omschreven in verscheidene opvattingen. Thales van Milete dacht dat Water het begin was van de Kosmos. Anaximander vond dat het ‘Apeiron’ was. Dit begrip staat voor dualisme; de werking tussen ‘philia’ en ‘neikos’ twee schijnbaar tegengestelde krachten of energieën. Anaximenes was dan weer van mening dat Lucht het eerste beginsel was. De zoektocht naar deze archètypen was een duidelijk streven naar een eenheidsdenken. Zij zochten naar een zaligmakend beginsel waaruit alles kon worden verklaard.

Ook Pythagoras van Samos ( 569 - 470 voor Christus ) had hierover zijn ideeën. Voor Pythagoras was het archè het ‘getal’. De getallen vormen de basis van de Pythagoreense filosofie. Zo werd door hem de muziek verklaart als een harmonie van getallen. De muziek der sferen noemde hij het. Deze ideeën had hij op zijn reizen in Egypte en Babylonië geleerd. De Pythagoreense stemming bleef in de muziek gehandhaafd tot Johann Sebastian Bach. De eerste musici die de stemming van Pythagoras begonnen te wijzigen waren von Schlick ( 1511 ), Simon Sterin ( 1608 ) en Werckmeister ( 1691 ).

Bij de Pythagoreeërs was de Tetraktys een heilig symbool. Het symbool is een opstapeling van vier, drie, twee en één punt in een driehoeksvorm. Het getal tien was de basis van de ganse schepping. De Kosmos was vol harmonische verhoudingen. Uiteraard speelde de Gulden Snede een meer dan belangrijke rol bij Pythagoras. En wie kent zijn wereldberoemd ‘ezelsbruggetje’ niet ?

 Deze filosoof, die een grote schare van discipelen rond zich wist te behouden, leefde heel streng, ascetisch en vegetarisch. De onderwerpen in zijn school gingen over ascese, zielsverhuizing en getallenmystiek - de arithmosophie.

 

In Croton ( Zuid - Italië ) stichtte hij zijn school welke zijn leerlingen een wetenschappelijke school noemde eerder dan een geestelijke school. De officiële instanties waren niet bepaald opgezet met de ideeën van Pythagoras. Zijn school op Croton werd dan ook vervolgd en talrijke aanhangers van Pythagoras vonden dan ook de dood.

Naast de invoering van de stemming en de leer der toonafstanden : het oktaaf, de kwint en de kwart is de belangrijkste verdienste van Pythagoras zijn invloed op de latere Plato en de Platonische school.Tot deze school behoorden :

Aisara van Lukania, Alkmaion van Kroton , Apollonius van Tyana, Arignote van Samos, Babelyka van Argos, Bitale, Boio van Argos, Cheilonis, Damo, Echekrateia van Phlius, Ekkelo van Lukania, Habrotelia van Tarent, Kleaichma, Kratesikleia, Lasthenia van Mantinea, Melissa, Moderatos, Myia, Numenios van Apameia, Okkelo van Lukania, Peisirrhode van Tarent, Philolaos, Philtys, Phyllis, Ptolemaios, Klaudios, Theadusa van Lakedaimon, Theano van Kroton, Timycha, Tyrsenis van Sybaris en Zalmoxis.

De meest bekende van deze groep filosofen is Apollonius van Tyana die leefde in de eerste eeuw na Christus. Phylostratus vertelt in veel bewoordingen en beschrijvingen de leefgewoonte van Apollonius van Tyana. Deze liet op al zijn reizen, tot Indië toe, duidelijk blijken dat hij een volgeling was van Pythagoras. Op doorreis naar Indië vertelt hij aan de koning van Perzië : "Het doel van mijn reis is Indië. Maar ik wilde toch jouw rijk niet verlaten zonder me even optehouden : want men heeft mij vertelt dat jij een man bent ; trouwens ik wilde graag in kennis gesteld worden van de kennis van je Magiërs ( lees Wijzen of geleerden ) om te verifiëren of hun kennis wel zo ver rijkt dan me werd verteld. Ik zelf verkondig de leer van Pythagoras van Samos."

‘De Gulden Verzen’ van Pythagoras zal waarschijnlijk zijn geschreven door een van zijn leerlingen. De Gulden Verzen worden met de regelmaat herdrukt. Het behoort tot het belangrijkste geschrift van deze school. (8)

Een ander belangrijk historisch feit is dat Pythagoras (9) de grondlegger was van de invoering van zowel de Egyptische als de Griekse Mysteriën (10).

Het Neo-Pythagorisme in de 2° eeuw na Christus kende een ongemeen succes. De aritmosofie van Pythagoras kende een grote bloei. Samen met de Stoïcijnse leer en het Neo-Platonisme eindigt deze periode met de werken van Plotinus (205 - 270) (11) en Damascius ( - 480).

Andere filosofen uit deze periode Porphyrius (232 - 305), leerling van Plotinus, Jamblichus van Chalsis ( 283 - 330) en Proclus Diadochus (412 - 485) vormen de afsluiting van deze periode.

In deze periode krijgen we ook te maken met Joodse invloeden. Een boek daterend uit deze periode is de Sepher Yetzirah ( Boek van de Schepping ). De Sepher Yetzirah staat bol van de getallenmystiek en is een syncretisch gevolg tussen het Joods esoterisme en de gedachten van de Neo-Pythagoreeërs.

De eerste data die we vinden voor dit geschrift is de 3° eeuw na Christus. Sommigen beweren zelfs dat het zou geschreven zijn in de eerste eeuw voor Christus. De historicus dr. Graetz tracht in zijn werk ‘Gnosticism’ aan te tonen dat het geschrift reeds bekend was bij de Gnostici. Het eerste historische gegeven kennen we van Saadjah Gaon, of Fajum ( 892 - 942 ) uit Egypte. Deze zegt dat het geschrift reeds oud is. Dr. Zunz verklaart dat de Sepher Yetzirah afkomstig zou zijn uit de 7° tot de 10° eeuw, dus uit de post-Talmudische periode. Een andere theorie zegt dat Rabbi Akiba ben Joseph het boek zou hebben geschreven in de 2° eeuw na Christus. Dit vertelt ons Knut Stenring in zijn aantekeningen tot de Sepher. Dr. Isidoor Kalisch verdedigd deze stelling eveneens in zijn uitgave van 1877.

In 1552 verschijnt te Parijs een vertaling van de hand van Guillaume de Postel ( 1510 - 1581 ). Er verschijnt een Hebreeuwse versie in 1562 te Mantua. In 1587 verschijnt een andere vertaling in het latijn onder de redaktie van Johannes Pistorius ( 1546 - 1608 ) . Deze tekst verschilt echter met die van Guillaume de Postel ( Postellus ). In 1642 verschijnt te Amsterdam een Latijnse vertaling van Johannes Stephano Rittangelius        ( 1606 - 1652 )  onder de titel ‘Liber Yezirah qui Abrahamo patriarchae adscribitur, una cum commentario Rabbi Abraham F.D. ( Filli Dior ) super 32 Semitis Sapientiae, a quibus liber Yezirah incipit’. Talrijke vertalingen verschijnen in de volgende jaren. De Sepher Yetzirah lijkt naarmate de geschiedenis vordert aan betekenis te winnen.

 

Het Gnosticisme

Het Gnosticisme vinden we in de leerstellingen van Clemens van Alexandrië ( 160 - 215 )(12), Origenes ( 185 - 254 ), Basilidius ( 117 - 161 ), Valentinus en Iamblichus ( 250 - 330 )(13). In de latere ontwikkeling van het Gnosticisme ( 2° - 3° eeuw na Christus ) vinden we Marcion ( 85 - 160 )(14) die de strikte dualiteit van het bestaan verkondigt als de eeuwige strijd tussen goed en kwaad. Hier is de basis gevormd voor het Manicheïsme gesticht door de profeet Mani ( 216 - 277 )(15). Sint-Augustinus ( 354 - 430 ) schreef in de ‘Moribus Manichaeorum’ in 388 na Christus kritieken over de Manicheeën. Ze kenden aanhangers tot in Mongolië en Tibet.

Een bekend werk uit deze periode is de ‘Pistis Sophia’. De Pistis Sophia ( Geloof in de Wijsheid ) behoort tot de Askew Codex samengesteld door het British Museum in 1795. Het oorspronkelijk manuscript is geschreven in het Koptisch en werd ontdekt in de 18° eeuw.

De basisstelling van het Manicheïsme is de ontegensprekelijke gelijkheid tussen goed en kwaad.

Het Gnosticisme wordt het best omschreven als de totaliteit van alle groeperingen ( sekten ) die zich op de Gnosis toelegde. Gnosis, is afkomstig van het Grieks - gnostikoi en gnosis - wat ‘kennis’ betekent. Het Gnosticisme was de leer van de ‘kennis’ omtrent zichzelf en de wereld. De Gnostici zijn een verzameling van alle groeperingen die de Gnosis vooropstelde. De meest bekende zijn : de Simonianen, de Menandrianen, de Phibionieten, de Basilidianen, de Valentinianen, de Ptolemaeërs, de Archontieken, de Erdonianen, de Marcionieten, de Adamieten, de Melchisedikianen, de Sethianen, de Ophieten, de Kaïnieten, de Nicolaïeten, de Borborieten, enz.. Hun naam is altijd afgeleid naar de naam van hun eerste leermeester ( Basilidianen van Baselidius ) of uit een begrip van de leer zelf ( de Archontieken van het begrip ‘Archon’ ).

Het Katharisme en Albigenisme uit de late 10° eeuw ontstaat in dezelfde periode van de Bogomielen in Bulgarije. Beide strekkingen vinden hun wortels in het Gnosticisme. Een van de figuren uit de 6° eeuw na Christus is de pseudo-Dionysius die zijn inspiratie vond in de Griekse filosoof Proclus ( 412 - 490 voor Christus ). Deze Dionysius tekende een hele hemelse hiërarchie uit zoals we die later zullen vinden in de Kabalah.

In de 7° eeuw vinden we Maximos bijgenaamd de biechtvader die commentaren schreef op de werken van Dionysius. De laatste gnosticus uit de 9° eeuw is John Scottus Eriugena, een Ierse monnik, die een boek schreef met de tittel ‘Periphiseon’. Vanuit dezelfde 9° eeuw kennen we de Bogomielen. Zij waren de erfgenamen van de Paulicianen. De Bogomielen drongen door tot in Bosnië, Herzegovina en Dalmatië. Er was ook een kleinere kern in Italië die de ‘Patarini’ heette.

Na de Middeleeuwen zet het Gnosticisme zich verder tot op onze dagen. Het Gnosticisme beleefde sinds de ontdekking in 1945 van de teksten te Nag-Hamadi in Egypte en de Dode zeerollen in de Qumran-grotten in 1947 een grote heropleving.

 

De Alchemie

De Alchemie als wetenschap was reeds bij de Egyptenaren bekend. De eerste alchemistische laboratoria waren gevestigd te Thebe.

Zozimos van Panapolis ( 350 - 420 ) was ingewijd in deze school en hij was de eerste verslaggever van de kennis die in Alexandrië reeds bekend was. Het principe voor het maken van gedestilleerd water kwam uit Egypte. Lang werd veronderstelt dat de Arabieren er de uitvinders van waren. Hetzelfde geldt voor de gasvormige toestand als een der aggregatietoestanden, dat in onze cultuur pas werd ontdekt door Van Helmont, was reeds een feit voor de Christelijke jaartelling.

Zozimos is de bekendste alchemist van deze school die de School van Alexandrië genoemd wordt. Het is de oudste school van de Alchemie en wordt meestal samen met het Hermetisme in één adem genoemd. Het Hermetisme is echter een louter filosofische strekking terwijl de Alchemie op zowel materiële als filosofische wijze kan worden benadert. De Alchemie en de chemie verhouden zich zoals de Astrologie en de astronomie, zoals de Metafysika tot de fysika. In de oudheid werden echter beide benaderingswijzen als een geheel beschouwd.

Vanaf de 17° eeuw spreek men van ‘ergon’ en ‘parergon’.

De Alchemie is de spirituele benadering van de chemie. Vele symbolen uit de chemie ( kheimia ) werden eveneens in de Alchemie ( alkheimia ) gebruikt maar dan met een allegorische betekenis. Deze denkmethodiek vinden we later terug in de Vrijmetselarij die spreekt van een ‘operatieve’ en ‘spekulatieve’ Loge.

De school van Alexandrië kende beide benaderingswijzen. Om die reden kan de Alchemie niet worden verward met het Hermetisme welke een zuiver metafysisch denken is uit de Hellenistische periode.

De ‘Al’chemie bestond hoofdzakelijk uit het maken van metaallegeringen en geneesmiddelen. De homeopathie heeft haar wortels in deze ‘Al’chemie.

Vele werken van Zosimos zijn echter echte alchemistische werken en hebben een niet nalatende invloed gehad op Carl Gustav Jung.

Het maken van Goud door de Alchemisten is een zuivere symbolische benadering van een spiritueel proces. Het maken van goud door alchemisten is een puur verzinsel. Het gebrek aan onderscheid tussen chemie en Alchemie heeft reeds menig lichtvaardig denker om de tuin geleid.

Toch moeten we toegeven dat de hedendaagse wetenschap er in gelukt is goud te maken. Zo is men in Darmstadt geslaagd om met een lineaire deeltjesversneller een geladen atoomkern met het atoomnummer 50 ( Tin ) en een atoomkern met het atoomnummer 29 ( koper ) te laten fusioneren tot een atoom met het nummer 79 ( Goud ) bij een snelheid die ongeveer tien procent bedraagt van de lichtsnelheid. Uiteraard is dit ‘duur’ goud.

Andere Alchemisten die tot de school van Alexandrië behoren zijn : Olympiodorus, Democritus ( niet te verwarren met de Griekse filosoof ), Synesius, Maria (16) bijgenaamd de Jood, Ostanes, Theodorus, Hierothetus en Cosmas. De school kende haar bloei van de 2° tot de 7° eeuw na Christus.

Terwijl de Alchemie een stille dood sterft in West-Europa blijft zij echter in het Midden-Oosten en Arabië verder evolueren. De eerste Alchemisten uit deze cultuur zijn : Geber ( Djebar Al-Koufi ), Rhases ( Aboubekr Mohammed ben Zacharia ) ( 860 - 940 ), Alpharabi uit de 11° eeuw, studeerde in Bagdad. Salmanes uit de 11° eeuw en Avicenna ( Al-Houssein Abou-Ali ben Abdallah Ebn Sinna ) ( 980 - 1037 ).

Van hen zijn een aantal werken vertaald. Geber heeft ook een naamgenoot in de 12° eeuw die in Sevilla leefde. Hij was een Arabisch astronoom. Over Geber werden al talrijke speculaties gemaakt. De meeste historici zijn het er wel over eens dat hij Soufi was en het merendeel van zijn leven doorbracht te Koufa aan de Eufraat. De bibliotheek van Leyden en Parijs bevatten verscheidene werken van Geber. In Parijs vinden we de ‘Summa perfectionis’, het ‘Testamentum’ en ‘Fragmentum de triangolus sphaericis’.

Rhases leefde in Perzië. Toen hij dertig werd begon hij filosofie, geneeskunde en chemie te studeren. Hij was een tijd lang het hoofd van het hospitaal te Bagdad. Hij bezocht Spanje en Afrika. Zijn specialiteit was het procédé om alcohol ( een Arabisch woord ) te maken. Vermoedelijk als ontsmettingsmiddel.

Alpharabi studeerde in Bagdad en werd geboren in Farad. Hij was een tijdlang hofgeneesheer van sultan Seif-el-Doelah. Alpharabi was vooral een alchemist. Salmanas behoort eerder tot de Hermetische filosofie. Van hem is niet bekend of hij ooit de chemie beoefende.

Avicenna, de bekendste onder hen, werd geboren te Bokhara. Hij was leerling van Alpharabi. Alpharabi leerde Avicenna de leer van Aristoteles. De meeste van zijn werken zijn van historische aard. Er zijn twee alchemistische manuscripten van hem bekend ‘Tractatulus alchemiae’ en ‘Conglutinatione Lapidum’. Deze twee werken zijn van zuiver filosofische aard.

Later hebben we nog Aristoteles ( niet te verwarren met de Griekse filosoof ), Alphidius ( Al-phidi ) negende eeuw, Morien ( Morienus Romanus Calid ) in de elfde eeuw, Calid of Khalid discipel van Morien, Artefius vermoedelijk de leraar van Morien, Zadith uit de twaalfde eeuw, Haimon, Rachaidib, Sophar, Alchid Bechir en Albucasis.(17)

Naaste de chemie en de alchemie hebben we aan de Arabische alchimisten de hele filosofie van het ‘levenselexir’ te danken. Velen waren geneesheer en zochten naar een universeel geneesmiddel voor alle kwalen. Het levenselexir en de Steen der Wijzen ( Lapis Philosophorum ) zijn begrippen die in deze periode ontstaan en die later de alchemie in de Renaissance zullen beïnvloeden.

De Kabalah

De Kabalah kent naast een traditionele mondelinge overlevering, die tot ver in het verleden teruggaat, een geschreven traditie die gedocumenteerd is. De geschreven bronnen worden verdeeld in vier perioden. Uit de eerste periode kennen we de Othijoth, de Schiur Komah, de Hechaloth rabbathi , de Sepher ha-jaschar, de Sepher ha-rasim en de Sepher Schem ben Noach.

Uit de tweede periode kennen we de Sepher Yetzirah. De derde periode is de meest gekende periode en omvat o.a. De Zohar, de Bahir, de leerstellingen omtrent de Otz Chim en de Sephiroth.

Van de meest gekende boeken zijn geen schrijvers bekend. Alleen wordt aangenomen dat de Zohar geschreven zou kunnen zijn door Mozes de Leon ( 1250 - 1305 ).

Abraham Abulafia was de eerste die de lettermystiek propageerde in de technieken Gematria, Notarikon en Themurah.

De vierde periode is historisch het best te benaderen daar men alle duidelijkheid heeft over de geschreven bronnen. Deze periode situeert zich in de Renaissance. De schrijvers zijn Mose ben Jacob de Kordovero ( 1522 - 1570 ), Izaak Luria ( 1534 - 1572 ) en Chajjim Vidal ( 1543 - 1620 ). Deze vierde periode ontwikkelt zich vooral in Spanje. Het is niet onwaarschijnlijk dat Martinez de Pasqually ( 1727 - 1774 ), stichtter van de Elus-Cohens, via zijn vader, hier zijn inspiratie heeft gevonden.

Vele mystici hebben zich door de Kabalah laten beïnvloeden. Tot hen behoren Giovanni Francesco Pico della Mirandola ( 1463 - 1493 ) leerling van Marsilius Ficinus, Johannes Reuchlin ( 1455 - 1522 ), Agrippa von Nettesheim (18) ( 1487 - 1585 ), Johannes Pistorius ( Jan de Bakker ) ( 1499 - 25/9/1525 ), Christiaan Knorh von Rosenroth ( - 1689 ), Theophrastus Paracelsus ( 10/11/1493 - 24/9/1541 ), vader en zoon Van Helmont en Jacob Boehme ( 1575 - 1624 ).

Jan de Bakker was een der eerste martelaren van de hervormingen in Nederland. Hij was priester en werd pastoor te Woubrugge. Hij verliet het priesterambt, huwde en werd bakker voor zijn levensonderhoud. Hij verwierp de kerkelijke ceremonieën en kreeg vrij snel de Inquisitie op de hielen. Op 10 mei 1525 werd hij gevangen gezet wegens ketterij. Zijn ontwijding en verbranding volgde na een proces van twee maand en werd in het bijzijn van de landvoogdes Margaretha voltrokken op 25/9/1525 voor het Prinsenhof.

Johannes Reuchlin was een Duits humanist en jurist. Hij was een van de grote baanbrekers van het humanisme in Duitsland. Hij verzette zich tegen de plannen van Johannes Pfefferkom die de volledige vernietiging wilde van alle niet-bijbelse joodse geschriften. Pfefferkom had deze opvatting gepubliceerd in zijn boek ‘Handspiegel’. Reuchlin beantwoordde deze stelling in zijn boek ‘Augenspiegel’ uit 1511. Het boek werd in 1520 door de kerk veroordeeld.

De Tarot

De Tarot is de jongste telg van de esoterische tradities. De vraag is - en dit is niet bedoeld om de tarot geweld aan te doen - of ze wel een opzichzelfstaande traditie is. In de Middeleeuwen ontstond een overvloed aan iconografie omtrent het esoterisme. De vraag is of de Tarot een iconografie is van bestaande tradities en of ze iets nieuw heeft te bieden.

De Tarot is een ‘initiatieweg’ ! De schrijver wil zich uitdrukkelijk distantiëren van de gebruikelijke interpretaties van de Tarot als ‘toekomstvoorspeller’ of ‘geluksmaker’. De Tarot heeft duidelijk wel meer te bieden. De Tarot is op zijn beurt een iconografische voorstelling van esoterische wetmatigheden die we in andere stelsels ook kennen. De toenemende interesse in de laatste jaren is dan ook niet weg te denken.

Het ons vandaag bekende Tarotspel bestaat uit 78 kaarten. Het is verdeeld in een ‘Groot Arcanum’ en een ‘Klein Arcanum’ (19). Het grote arcanum telt 22 kaarten en het kleine arcanum 56 kaarten. Waar het om te doen is zijn de symbolische voorstellingen van het grote arcanum. Arcanum betekent - het verborgene.

Het oudste spel dat wij kennen dateert van 1350. Men kent het met de naam ‘Baldini’-spel. Het totaal is een samenstelling van 50 kaarten. Sommige onderzoekers zijn de menig toegedaan dat dit ‘spel’ zou zijn gemaakt door Andrea Mantegna ( 1431 - 1506 ).

In 1392 treffen we een ander Tarotspel aan dat al meer verwantschappen vertoont met het huidige. Het telt 16 symbolische kaarten ontworpen door de Fransman Jacques Grigonneur, astroloog en kabbalist. In Venetië vinden we in 1415 Marziano de Tartona die een spel vervaardigde aan het hof van Filippo Maria Visconto, hertog van Milaan. De kaarten stellen dieren en goden voor en het draagt de naam Minchiate-tarot. Het telt alle kaarten van Baldini aangevuld tot een reeks van 97 kaarten.

Omstreeks dezelfde tijd ontstaat de Tarot van Tarrochini en telde 62 kaarten. Zij werden vervaardigd door Francesco Fibbia, prins van Pisa, die in ballingschap leefde te Bologna. Het is in dit spel dat we onze hedendaagse versie vinden van onze Tarot. De 21 kaarten uit het ons nu bekende spel vinden we samen met 41 andere afbeeldingen in het spel van Fibbia. De eerste gedrukte Tarot vinden we in 1573 eveneens te Venetië. De eerder vermelde Tarots vinden we vandaag nog in Italië. We noemen ze de Florentijnse Minchiate met 97 kaarten, de Venetiaanse Tarot met 78 kaarten en de Tarot van Bologna met 62 kaarten.

In de 17°eeuw ontstaat de Tarot van Marseille. Zij is een iets gewijzigde vorm van de Italiaanse voorloper. In 1720 vinden we eveneens een spel te Besançon. De latere vormen die men vindt blijken slechts kleine varianten te zijn op deze Tarots.

Er bestaan allerlei theorieën over het ontstaan van de Tarot.

Als afsluiting een gedachte van Arthur Schoppenhauer ( 1788 - 1860 ) die van mening was, dat indien mensen niets meer te denken hadden, ze hun geestelijke leegheid met kaartspelen moesten compenseren.

De Astrologie

De astronomie-astrologie is de oudste bron van onze esoterische tradities.

Het is zo goed als zeker dat bij het ontluikend bewustzijn van de mensheid het ontzag en respect voor de natuur groot was. De cyclus van dag en nacht hebben bijgedragen tot het objectief en subjectief ervaren van hemelverschijnselen. De angst, welke het gevolg was van het nog weinig gevormde denkvermogen van de vroege mensheid, is één van de peilers van een religieus-godsdienstig beleven. Het ontzag voor het onbekende boezemde alvast ‘angst’ in als een natuurlijke reflex. Angst is de bron van elke religieuze-godsdienstige beleving. De mystieke ervaring staat in schril contrast met deze ervaring. Die ervaring is gebaseerd op kennis en vertrouwen.

De terugkerende dagcyclus van de zon, de cyclus van de maan en de jaarlijkse terugkerende seizoenen zijn ongetwijfeld in ons collectieve onderbewustzijn gegrift. De talrijke vruchtbaarheidsriten die ontstonden uit deze ‘objectieve’ waarnemingen zocht een ‘subjectieve’ respons in ons bewustzijn. Dit gaf de geboorte aan de Astrologie en de Alchemie of anders gezegd de ‘subjectieve waarneming’ van astronomische en chemische verschijnselen en wetmatigheden. De zoekende mens zocht naar verklaringen bij middel van symbolen.

De vergoddelijking van Zon, Maan, Planeten en Sterren en Geometrische strukturen geëxtraheerd uit deze omwentelingen zijn als het ware de blauwdruk van de astronomie-astrologie.

De Tempels die in de oudheid werden opgetrokken om deze steeds terugkerende cycli te ‘meten’ zijn ontelbaar. De Piramiden, het complex te Stonehenge en Carnac, de Tempelgebouwen in Midden- en Zuid-Amerika zijn hier de blijvende stille getuigen van.

De objectieve-subjectieve ervaring van deze waarnemingen waren de geboorte van de astronomie-astrologie. Beiden verhouden zich als een tweeling.

De scheiding tussen astronomie en astrologie is een heel recent verschijnsel in onze beschaving.

Laten we duidelijk stellen dat in de context van deze studie niet verwezen wordt naar de astrologie die wij vandaag kennen. Het maken van een astrologische kaart behoort niet direct tot het werkmateriaal van een broederschap maar wel haar symbolen ! Niet dat deze technieken waardeloos zouden zijn maar wel omdat zij niet bijdragen tot het ontstaan en de essentie van het esoterisch denken in onze beschaving.

De talrijke sterrenbeelden, die de projectie waren van de door ons mensen gecreëerde goden, stonden borg voor het ‘godendom’ dat letterlijk ‘boven ons’ alles regeerde. De basisregel van het Hermetisch denken ‘zo boven, zo beneden’ zorgde voor een relatie die men zocht tussen hemelverschijnselen en het leven op aarde.

De hermetisch denkende mens was en is zich bewust van de eenheid die er heerst tussen hem en zijn omgeving. Dit begrijpen is de essentie van alle occulte en mystieke broederschappen. Niet het denken welke de voorrang geeft aan het onderzoek van het detail maar wel het hermetische denken dat een totaalbeeld tracht te vormen is de basisfilosofie van de esotericus.

De transmutatie van Lood naar Goud vindt zijn oorsprong in de astrologie. Eerst was er de Astrologie en dan de Alchemie. De symbolische transmutatie van de natuur begint op 23 december wanneer de Zon in Capricornus ( Steenbok ) binnengaat. Voor het noordelijk halfrond de langste nacht en de geboorte van het ‘Licht’. De klimming van de Zon die haar hoogtepunt bereikt op 23 juni staat voor de volledige transmutatie van de natuur welke als ‘spiegelbeeld’ stond voor het individu.

Op dit hoogtepunt gaat de Zon via Cancer ( Kreeft ) door Leo ( Leeuw ). De astrologische heersers van deze Zodiaktekens zijn Maan en Zon. Zon en Maan zijn oerbeelden en symbolen voor de dualiteit van het bestaan. Het zijn de Zuilen Boaz en Yachin in de Tempels van de Vrijlmetselaren. Het zijn de Zuilen in het Oosten van de Martinistenloges. Diogenes Laertius (25) zegt dat de Egyptenaren de Zon en de Maan zagen als goden waaruit Osiris en Isis voortkamen. Eusebius (26) zegt ons dat Isis en Osiris de Maan en de Zon zijn.

Zo is 21 maart - het ‘primavera’ ( eerste groen ) - het symbool van de heropstanding uit de doden wat wereldwijd gevierd wordt met ‘carnaval’ en het christelijke Paasfeest dat oorspronkelijk een Joods feest was. Het was het Concilie van Nicea in 325 (21) dat de beslissing nam om het Paasfeest te vieren op zondag na de eerst volgende volle maan na 21 maart. Je ziet maar hoe verweven onze tradities zijn met de ‘bronnen’ van de astronomie-astrologie. Het paasei dat als ‘ei’ het symbool bij uitstek is van vruchtbaarheid vindt ook hier zijn oorsprong.

Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart op 15 augustus, dat in vele culturen als een groot feest wordt gevierd, vieren we bij het verschijnsel wanneer de Zon het sterrenbeeld Virgo ( Maagd ) ingaat. De maagdelijke geboorte van het kind !

Een opmerkelijke uitspraak vinden we bij Philo van Alexandrië die leefde in de eerste eeuw na Christus :

"Want het is gepast dat God spreekt met een onbezoedelde, onaangetaste en reine natuur, met haar die naar waarheid de Maagd is, op een manier die niet de onze is. Want het samenkomen van mensen voor het verwekken van kinderen maakt van maagden vrouwen. Maar wanneer God omgang krijgt met de ziel, gebeurt het dat zij die voorheen vrouw was wederom maagd wordt."

Na 21 september vieren we op 1 november de doden. De natuur sterft om weer een volgende cyclus in te gaan. Dat hiermee de reïncarnatie als een vanzelfsprekendheid werd bevonden zal ook wel niemand verwonderen. De onsterfelijkheid van de ziel, zo bezongen door de Griekse filosofen, hoeft hier ook al geen verdere verklaring meer.

Vergeten we vooral niet dat tot voor 47 voor Christus het paasfeest gevierd werd op 21 maart. Het was Julius Caesar die de kalender hervormde tot wat we vandaag nog steeds kennen als de Juliaanse kalender. Zo was voor 47 voor Christus de maand maart de eerste maand van het nieuwe jaar. Nog talrijke namen van maanden zijn in onze cultuur overgebleven : september ( septem - de zevende maand ), oktober ( octo - de achtste maand ), november ( novem - de negende maand ) en ( decem - de tiende maand ) december.

Ook de kennis van de astrologie was Herodotos in zijn boek II niet onbekend. Hierover doet hij de volgende belangrijke uitspraak :

"Wat de menselijke aangelegenheden betreft was iedereen het erover eens dat van alle mensen de Egyptenaren als eersten het kalenderjaar hebben uitgevonden en de zeizoenen in twaalf maanden hebben verdeeld. Zij zouden hierop zijn gekomen door de bestudering van de hemellichamen. Naar mijn mening is hun methode knapper dan die van de Grieken die om het jaar een schrikkelmaand moeten toevoegen om de indeling van de jaargetijden goed te krijgen, terwijl de Egyptenaren het jaar in twaalf maanden van dertig dagen verdelen en per jaar vijf dagen extra inlassen om de cyclus van de seizoenen steeds op hetzelfde tijdstip te laten beginnen. Ze hebben me ook verteld dat de Egyptenaren als eersten de benamingen hebben gegeven aan het twaalftal goden en dat de Grieken die van hen hebben overgenomen. Bovendien zouden zij als eersten altaren, beelden en tempels aan de goden hebben gewijd en hen in steen hebben uitgebeeld. De meeste van deze beweringen kunnen zij met bewijzen staven."

Er zouden honderden voorbeelden kunnen getoond worden hoezeer de astrologie geliefd was in vele culturen. De meeste hofastrologen die wij kennen zijn daar de getuigen van. Naast een wonderlijke symboliek is de astrologie eveneens de motor achter de vragen of er zoiets als een ‘fatum’ een noodlot bestaat. De eeuwige discussie of alles voorbeschikt is, en de grenzen die een dergelijke pessimistische levensvisie meebrengt, zijn steeds de roerselen geweest van alle filosofen.

Zelfs in een aanvaardbare evolutietheorie vindt de astrologie nog steeds haar plaats. Het fatum, zoals vooropgesteld door Charles Darwin, kende vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw een totale vernieuwing in de Westerse beschaving. De evolutie van de menselijke soort, de antropologie, is steeds een baken geweest in alle geschriften. De theorie van Darwin was echter gebaseerd op twee fundamentele principes die als een nieuw wereldbeeld werden ervaren. Darwin stelde de ‘overleving van de sterkste’ en de ‘strijd om het leven’ voorop als basis van zijn theorieën. Dit impliceerde het begrip ‘machtsverhoudingen’. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist in deze periode, als gevolg van een liberale materialistische levensvisie, sommigen zich de ‘sterksten’ gingen voelen. Misschien moet hier wel het beginsel worden gezocht van een voorloper van het racisme die we later terug vinden in de boeken van Houston Stewart Chamberlain ( 1855 - 1927 ) (27) en Guido von List ( 1848 - 1919 ) (28). Zij waren de voorlopers van een aantal neo-tempelierordes die de ‘ariosophie’ aanhingen en beweerden dat het Arische ras de meeste kansen had tot overleven.

De zienswijze omtrent dit noodlot vinden we eveneens in de boeken van Hermes waar hij in het boek Asklepius zegt :

"Maar de gestalte van een individu wordt niet alleen door de onstoffelijke idee, maar ook door het stoffelijke lichaam bepaald. Daarom kan het ene individu nooit volkomen gelijk zijn aan een ander individu, want hij is geboren onder een zeer bepaalde, unieke constellatie en op een bepaalde plaats. Neen, hun gedaanten verschillen evenveel als er ogenblikken zijn tijdens de omwenteling der driehonderdzestig graden van de decanen van de Dierenriem, waarin de god resideert die wij Pantomorphus, de Alvormige, genoemd hebben.

De soort blijft dus behouden als idee, maar baart uit zich zelf zoveel verschillende exemplaren als de omloop van de hemel ogenblikken bevat. Die hemel veranderd uiteraard tijdens haar omwenteling voortdurend. De soort, de idee, echter verandert niet en kent geen omlooptijd.

Daarom zijn de ideeën van de soorten eeuwig, al verschillen de individuen binnen de eigen soort." (22)

Het ‘Ignis Naturalae’ - het natuurlijke vuur - van de alchemisten vindt zijn oorsprong in de opwarmende aard van de Zon tijdens de seizoenen.

Het proces van het zaaien van tarwe en gerst was bij de Egyptenaren een heilig gebeuren. De ganse Isis-cultus en Osiris-mythe heeft haar analogie met deze astronomische waarnemingen. De inwijdingsmysteriën van deze oude culturen vinden we nog steeds in de hedendaagse broederschappen.

De symboliek van de tegenstellingen en haar oplossing in een ‘derde’ vindt haar oorsprong in de oudste mysteriën van de mensheid. De symboliek van de quaterniteit - vierledigheid - vindt haar oorsprong in de seizoenencyclus. Het Kruis is derhalve een van de oudste symbolen van de mensheid. Het symbool van de Cirkel duidt de steeds terugkerende cyclus van leven en dood van ‘eros’ en ‘thanatos’ voorgesteld door de Maagd ( Virgo ) en de Schorpioen ( Schorpio ) in evenwicht gehouden door de Weegschaal ( Libra ) op 21 september.

De bouw van de Tempels gericht naar het Oosten waar de Zon elke dag opkomt staat als symbool voor de dagelijkse cyclus van nacht en dag het symbool van duisternis en licht van onwetendheid en kennis. De transmutatie uit de duisternis naar het Licht is de essentie van de alchemie en elk mysticus.

‘Ik sterf dagelijks’ zei Paulus.

De Oude Mysteriën

Egypte

Ook de kennis omtrent oude Mysteriën spelen een grote rol in de broederschappen. Zo is de Egyptische religie niet te vergelijken met de religies van vandaag. De religie toen was strikt voorbehouden aan een hiërarchie van Priesters. Alleen deze ingewijden hadden toegang tot de grondbeginselen van de Egyptische Mysteriën.

De belangrijkste van deze is het Mysterie van Osiris. Het drieluik Isis, Osiris en Horus vormen de meest populaire drie-eenheid in de Egyptische religie. De opstanding van Osiris verzinnebeeld het ritme van de seizoenen en de steeds terugkerende circulaire vorm van het leven. Dat m’n Osiris vergelijkt met de cyclus van de Zon is niet te verwonderen. De Zon was voor de Egyptenaren en voor alle oude culturen het zinnebeeld van de Verlichting. De tegenstelling Licht en Duisternis vormen dan ook een van de wortels van de Mysteriën. ‘Sterven om te leven’ was de essentie van de Osiris-mythe.

Een duidelijk voorbeeld hiervan vinden we in het boek ‘De Egyptische mysteriën’ van Jamblichus die leefde van 283 tot 330 na Christus. Jamblichus staat sterk onder de invloed van Hermes Trismegistus en het Neo-Platonisme.

"C’est donc suivant le même principe que l’ensemble du monde, qui est divisible, se répartit en ce qui concerne la lumière une et indivisible des dieux.

Cette lumière, elle aussi, est une partout entièrement ; elle est présente indivisiblement à tous les êtres qui peuvent en participer ; de sa puissance parfaite elle remplit tout ; par sa supériorité causale illimitée elle achève tous les êtres en elle-même ; elle reste unie partout à elle-même et rattache les extrémités aux principes ; c’est à son imitation que l’ensemble du ciel et du monde accomplit sa révolution circulaire, qu’il reste uni à lui-même, guide les éléments dans leur tourbillon cyclique, contient tous les êtres qui sont les uns dans les autres et se portent les uns vers les autres, définit par ses mesures égales même les plus distants, fait se rejoindre les fins avec les principes, comme la terre avec le ciel, et réalise une seule continuité et harmonie de tous avec vous."  (23)

Griekenland

Ook Griekenland kende zijn Mysteriën die weer op hun beurt onze beschaving hebben beïnvloed. De cultus van Dionysius is er een van. Het drinken van de ‘onsterfelijkheidsdrank’ mag al een voorloper zijn van het latere alchemistische ‘levenselexir’. De mythe van Dionysus is van Indo-Iraanse afkomst. De Griekse Dionysus heette oorspronkelijk ‘Div-an-aosha’ geboren uit de Grote Oermoeder. Dionysus-Demeter kan de vergelijking met Isis-Osiris doorstaan.

Afgeleide Mysteriën zoals die van Attis en Cybele waren wel minder bekend maar hebben ook hun invloed nagelaten.

De Cybele-cultus deed haar intrede in de derde eeuw voor Christus. Cybele was de godin van de vruchtbaarheid. Het was een mysterie-cultus die zowel voor mannen als voor vrouwen toegangkelijk was. De Cybele-cultus was een materiarchale cultus. Gelijkaardige mysteriën bestonden er over geheel het Midden-Oosten. Het centrale thema is de moedergodin als symbool van de vruchtbaarheid waarbij Attis, een herder-god, zichzelf castreerde. Dat er analogieën zijn met de Isis-cultus is zonder meer duidelijk. Hierin ligt voor een deel de basis van de latere Westerse Maria-cultuur.

De Eleusis-mysteriën die vooral in de omgeving van Athene populair waren, waren aan Demeter gewijd. Zeus en Demeter waren de voorstelling van hemel en aarde. De vruchtbaarheidssymboliek is vooral in deze mysteriën te vinden.

Het Orphisme heeft sterke analogieën met de Egyptische mysteriën. Het staat buiten twijfel dat Plato sterk beïnvloed was door het Orphisme. Het bekendste symbool uit het Orphisme was de slang. De Griekse kunst kent talrijke beeldhouwwerken met Orphistische symbolen.

Het Romeinse Rijk

Het merendeel van de Romeinse mysteriën waren afgeleid van zowel de Egyptische als de Griekse mysteriën. In deze periode ontstaat het neo-Orphisme. De Romeinse cultuur kreeg heel wat invloeden uit talrijke andere culturen.

Een van de bekendste uit deze periode zijn de Mithras-mysteriën oorspronkelijk uit Iran ( Perzië )  afkomstig. Deze cultus is eveneens een Zonnecultus en ontstond in de eerste eeuw na Christus. De Mysteriën speelden zich voornamelijk af in natuurlijke grotten of afgesloten ruimte welke ‘Mithreum’ werd genoemd. Deze cultus had een hiërarchische indeling in zeven graden : Corax, Cryptius, Miles, Leo, Perses, Heliodromus, en Pater. Dit is een van de Mysteriën die niet toegankelijk was voor vrouwen in tegenstelling met vele anderen waar de vrouw juist een belangrijke rol was toegekend. De essentie van de Mitras-mysteriën is de eeuwige strijd tussen duisternis en licht, tussen orde en chaos, tussen goed en kwaad. De cultus vond vooral veel aanhang bij de soldaten van het Romeinse Rijk. Het was een patriarchale cultus die heel hiërarchisch gestructureerd was. De essentie van Mitras, de geborene uit een grot, was de opdracht van Apollo om een stier te doden. De inwijding gebeurde dan ook met de doop in het stierenbloed. Er zijn enige gelijkenissen tussen dese cultus en de twaalf werken van Heraklitus. De Mitrascultus kende een vrij grote aanhang en was een geducht concurrent voor het Christendom in wording. De Mithrasmysteriën werd definitief door de officiële Kerk verbannen in 377 na Christus. Het mithreum in Rome werd omgedoopt tot de San Clemente Kerk. Vanaf 8 november 392 volgden zware sancties op hen die nog tot deze cultus behoorden.

De Islam en de Perzen

Ook de Islam en de Perzische cultuur en hun broederschappen en sekten hebben hun invloed laten gelden. De drie belangrijkste groepen zijn de Druzen, de Ansariër (20) en de Haschich.

De Haschich zijn letterlijk de ‘bewakers’ van het Heilige Land. Ze zijn beter bekend onder de naam ‘Assasijnen’. Hun ontstaan dateert wel pas van de 11° eeuw na Christus. De stichter ervan was Hassarl-ben-Sabbah uit Perzië. Hun initiatieriten waren verdeeld in zeven graden. Het is geweten dat deze Orde connectie had met de Orde van de Tempel ( Tempeliers ).

De Druzen ontstaan in dezelfde periode. De stichter Hakem, de zesde kalief van Egypte, verkondigde de principes van de Druzen. De Druzen zijn verdeeld in twee klassen : de Jachil en de Achil.

De Ansariërs ( of Nocairiërs ) tonen grote verwantschappen met de Druzen. De Perzen hadden een grotere mystiek aanleg dan de Mohammedanen. De Islam was allereerst in contact gekomen met de Griekse cultuur. Het was vooral de filosofie van Aristoteles die hun cultuur had beïnvloed. Zo is Averroes de filosoof bij uitstek die een verdediger was van Aristoteles en die de invloeden van de Neo-platonici minachtte. Averroes als Arabier heeft op deze wijze een grotere invloed gehad op de Christelijke filosofie dan op zijn eigen Arabische cultuur.

De godsdiensten

Tot slot zijn onze godsdiensten eveneens van invloed geweest op de broederschappen. Misschien veel minder wat de grondslagen betreft maar zeer zeker in de steeds terugkerende vervolgingen ingesteld door kerkelijke leiders. De soms doorslaggevende beslissingen van Concilies en de Inquisitie, opgericht in 1238, zijn daar voorbeelden van.

Andere invloeden werden vooral veroorzaakt door de vele Ridderordes die ontstonden tijdens de Kruistochten.

De eerste kruistocht uitgeroepen door Urbanus in 1095 zorgde voor de eerste jodenvervolging. Massale jodenvervolgingen ontstonden tijdens de eerste kruistocht in Duitsland. In Groot-Brittannië werd York, de plaats waar Richard Leeuwenhart de troon besteeg, het bolwerk van de jodenvervolging tijdens de 3° kruistocht. De ganse handel met het Oosten dat door de Joden werd beheerst kwam in handen van de Christenen. Tijdens deze kruistocht was er veel contact met Constantinopel. Dit resulteerde in talrijke culturele uitwisselingen en vertalingen van talrijke geschriften.

De volgende kloosterordes, alhoewel niet onmiddellijk behorend tot deze studie, hebben in zekere mate bijgedragen tot de kennis omtrent bijvoorbeeld de Alchemie. Zo ontsond in 1084 de eerste kloosterorde de ‘Kartuizers’ opgericht door Bruno van Keulen. In 1098 ontstaan de ‘Cisterciënzers’ met Robertus van Molesme. In 1121 stichtte Norbert van Xanten de ‘Norbertijnen’. In 1210 ontstaan onder invloed van Franciscus van Assise de ‘Franciscanen’. In 1240 vinden we tijdens de kruistochten de ‘Karmelieten’ ontstaan aan de berg Karmel in Jeruzalem. In 1215 sticht Dominicus de ‘Dominicanen’ die later de Inquisitie zouden vormen. In 1256 vinden we tot slot de Augustijnen.

Het Christendom, het Jodendom en de Islam zijn openbaringsgodsdiensten. De niet-openbaringsgodsdiensten zoals het Hindoeïsme, het Boeddhisme, het Tantrisme, enz. hebben dan weer hun invloed laten gelden vanaf de tweede helft van de 19° eeuw. Een in het oog springend voorbeeld is het ‘Theosofisch Genootschap’ van Blavatsky en de daar onmiddellijk aangekoppelde ‘Antroposofische beweging’ van Steiner en de Rozekruisersbeweging rond Max Heindel.

Reeds van in de oudheid werden speciale gebouwen opgetrokken om de Mysteriën te laten plaats hebben. Men noemt ze doorgaans ‘tempels’. Het begrip tempel is van het Latijn afkomstig. ‘Templum’ betekent ‘snijden’ en ‘spannen’. Het woord ‘contemplatief’ afgeleid van het Latijn ‘contemplari’ betekent ‘uitspansel’. De templum is ‘de ruimte aan de hemel en op aarde, door de augur met zijn staf afgebakend, om de vlucht van de vogels waar te nemen’. In een andere betekenis betekent het ‘heilige plaats’. In het Grieks heette dit ‘temenos’.

De vroegste tempelconsructies die we kennen waren reeds gebruikelijk bij primitieve culturen. Meestal gebouwd met in de natuur voorhanden elementen. De vroegste Egyptische beschaving bouwde tempels in riet. Het is dan ook niet te verwonderen dat de meeste tempels later in de nabijheid van rietplantages zijn te vinden rond de vruchtbare Nijl. Later werden het zeer grote complexen. De tempels van Karnak, Denderah, Memphis en Thebe zijn ons de bekendste. Andere culturen kenden allen het principe van de tempel. De Griekse en Romeinse cultuur hadden tempels ter ere van hun goden. De Grieken hadden de gewoonte om een kleine tempel in hun woonhuis te hebben opgedragen aan hun lievelingsgod. De Grieken kenden geen godsdienstbeleving zoals wij die kennen. Hun godsdienst was een bonte en kleurige samenstelling van allerlei goden en allerlei cultuurelementen. Het is verder opvallend hoe opeenvolgende culturen hun tempels en later de kerken en de kathedralen op dezelfde plaats bouwden. Niet zelden staat een hedendaagse kerk of kathedraal op een ouder tempelcomplex. Het begrip ‘kathedraal’ is afkomstig uit het Grieks en komt van de stam ‘cathedra’ wat letterlijk ‘leerstoel’ betekent. Van dezelfde stam is het woord ‘catholicus’ afgeleid wat ‘algemeen’ of ‘universeel’ betekent.

Het begrip ‘mysterie’ en ‘mysticus’ komt van het Latijn ‘mystae’ wat op zijn beurt een Grieks woord is. Mystae betekent ‘ingewijden’ in de mysteriën. De ‘mystagogus’ was diegene die inwijdt in de mysteriën. ‘Mysterium’ betekent dan weer ‘geheim’. De mystikus ( of mystikos ) is hij die van de mysteriën is.

Het begrip ‘occult’ of occultisme komt van het werkwoord ‘occulo’ wat ‘verbergen’ betekent. Occultatio betekent letterlijk ‘verbergen’ of ‘geheimhouden’. De occultator is hij die verbergt.

Per definitie zijn occulte en mystieke broederschappen ‘zij die in een broederband het geheim verbergen’. De mystikus openbaart en ontsluiert de mysteriën. Hij dringt door in het occulte van de dingen en tracht het geheim te doorgronden.

Het instrument dat hij hiervoor ter beschikking heeft is het ‘symbool’ dat weerom een Grieks-latijns woord is en dat ‘herkenningsteken’ betekent. Symbolen zijn de katalysators tot de kern van datgene wat geheim en verborgen is. Symbolen demystifiëren en occulteren op hetzelfde ogenblik.


(1) ‘Vita Pythagorae’ van Porphyrius van Tyros (232 - 301)).

(2) Magier vindt zijn stam in het Latijn ‘magus’ en het Grieks ‘magos’ wat zoveel betekent als ‘geleerde’.

(3) In de vijfde eeuw voor Christus kende de Grieken nog geen uniforme kalender. Elke stad had zijn eigen kalender en had zijn eigen tijdsrekening.

(4) De teksten tussen haakjes zijn van de schrijver.

(5) Herodotos ‘Het verslag van mijn onderzoek’, uitgeverij Sun, Nijmegen - 1995

(6) Plato verzameld werk - De Nederlandse Boekhandel Ambo - 1980

(7) Putarque ( Plutarchus ) ‘Isis et Osiris’ Guy Trédaniel - Aditions de la Maisnie - 1979

(8) ‘De Gulden Verzen van Pythagoras’ en andere Pythagoreesche fragmenten uitgezocht en gerangschikt door Florence M. Firth ( Dion Fortune ) - Uitgeverij W.N. Schors - Amsterdam

(9) ‘Les secrets ésotériques des Pythagoriciens’ Jean Mallinger - Imprimerie F. Planquart - Lille - France - 1974

(10) ‘Pythagore et les Mystères’ Jean Mallinger - Imprimerie F. Planquart - Lille - France 1974

(11) Het belangrijkse werk van Plotinus zijn de ‘Enneaden’.

(12) Clemens van Alexandrië ( Titus Flavius Clemens ) vluchtte naar Klein-Azië onder de vervolging van keizer Septimius Severus.

(13) Iamblichus was als Grieks wijsgeer de stichter van de Syrische School van het neoplatonisme. Hij stond sterk onder de invloed van Pythagoras en de Oosterse Mysteriegodsdiensten.

(14) Zoon van de bisschop van Sinope. Hij stichtte zijn eigen kerk die vooral in Syrië bekend was.

(15) Mani de stichter van het Manicheïsme was van Perzische afkomst. Hij stierf van ontbering tengevolge van de gevangenschap die hij opliet omwille van zijn ideeën.

(16) Uitvindster van de ‘bain-marie’

(17) Voor een uitgebreide studie zie ‘L’Histoire de la Chemie’ Hoefer Ferdinand - 1866 - Paris.

(18) Agrippa von Nettesheim bezocht tussen 1509 en 1510 Trithemeus. Zijn boek ‘Occulta Philosophia’ dat werd uitgegeven in 1533 droeg hij aan Trithemius op.

(19) Aracnum in het Latijn betekent ‘geheim’.

(20) Tevens bekend onder de naam : Ansarieh of Noesairi’s.

(21) In totaal waren er voor de achtste eeuw zeven grote Concilies : Nica in 325, Constantinopel in 381, Ephèse in 431, Chalchedonië in 451, Constantinopel II in 553, Constantinopel III van 680-681 en Nicea II in 787.

(22) Asclepius, de volkomen openbaring van Hermes Trismegistus. Ingeleid, vertaald en toegelicht door G. Quispel - 1996, Amsterdam.

(23) Jamblique - Les Mystères d’Egypte - Les Belles lettres, 1993 - Paris, blz. 22

(24) Manetho, Harvard University Press - Cambridge, London blz. 209-211

(25) Diogenes Laertius, Prooem, &10 uit ‘Manetho’ fr. 82, blz. 197

(26) Ibidem : Eusebius, Praepar. Evang., III, 2, uit Manetho blz. 197

(27) Grundlagen des neunzehten Jahrhunderts (1899), Rasse und Nation (1918)

(28) Zie hoofdstuk ‘1918 Thule-Gesellschaft’