METHODIEK


Onze tijd is een tijd van religieus verval : de permanente vitaliteit van het religieuze is teloorgegaan, de volksmassa is of bijgelovig, of supertitieus geworden ofwel religieus onverschillig ; de elites van de maatschappij zijn agnostisch of sceptisch en politieke leiders zijn hypocriet.

De jeugd is in open conflict met de gevestigde maatschappij en met het gezag van het verleden, men experimenteert Oosterse godsdiensten en meditatietechnieken. Het grootste deel van de mensheid is aangetast door het verval der tijden.

 

Esoterische (1) , occulte en mystieke broederschappen hebben er altijd bestaan. Elke cultuur heeft haar geschiedenis en haar bestaansredenen voor deze ordes. Sinds het ontstaan van de mensheid vinden we inwijdingsrituelen (2). Zelfs de meest primitieve culturen kennen basisriten die te maken hebben met leven en dood, puberteit en sexualiteit, huwelijk en geboorte.

Deze basisriten maken deel uit van het wezen der broederschappen. Juist deze rituelen worden met veel aandacht bestudeert en nagenoeg zelf gemaakt om de leden ermee te confronteren. De ritus (3) van Memphis en de Ritus van Misraïm spant de kroon met respectievelijk 95 en 99 inwijdingsrituelen.

Het ligt in de aard van de mens om te zoeken naar de zin of onzin van zijn bestaan. Inwijdingsrituelen geven hier geen sluitend antwoord maar zijn wel een ‘initiatie’ een begin van een zekere kennis.

Aangezien initiatieriten de kern vormen van alle occulte en mystieke broederschappen of ordes ligt de conclusie voor de hand.

Van zodra een denkend mens zich vragen stelt en kritisch wordt vanaf dan initieert hij zichzelf op het ‘Pad der Verlichting’. Het is de stap uit de Duisternis naar het Licht voorstelling van de onwetendheid naar Kennis.

De symboliek van het Licht speelt dan ook een belangrijke rol in broederschappen. Jan Amos Comenius verwoordde het in zijn ‘Via Lucis’, de Weg van het Licht in 1668, als volgt :

"Daar waar geen enkel licht doordringt, heeft de duisternis haar vaste zetel : zoals in diepe onderaardse grotten. Evenzo heerst in een geest, waarin geen enkele kennis der dringen doordringt, noodzakelijkerwijs de onwetendheid." ( hoofdstuk XI, 1 ) (4)

De natuurlijke nieuwsgierigheid om antwoorden te vinden op essentiële vragen omtrent zichzelf en de wereld waarin hij leeft vormen de kern van het ‘esoterisme’. Esoterisch betekent ‘dat wat tot het innerlijke behoort’.

Bijgevolg is het niet mogelijk om een begin te maken met de bron, zelf als die zou bestaan, van het occultisme en mysticisme. De techniek werd dan verlegd naar het ‘einde’. Hiermee bedoel ik dan de situatie van vandaag. De eerste stap was de nodige informatie vinden die alle bestaande broederschappen kon in kaart brengen.

‘Welke ordes, genootschappen en verenigingen bestuderen het esoterische’.

Sommigen zullen proberen deze broederschappen en hun drang naar het esoterische als een nieuw fenomeen te beschouwen. Sommigen zullen spreken van het Aquariustijdperk. Voor hen is dan de verrassing te weten dat de inleidende tekst van dit hoofdstuk niet uit een hedendaagse krant afkomstig is maar geschreven werd door Tacitus ( 55 - 120 na Christus ) (5)

Na het maken van een dergelijke catalogus bestond de volgende stap er in zich af te vragen hoe en waarom zij waren ontstaan. Graven naar het verleden was de uiteindelijke uitdaging. Het is als het ware het werk van een archeoloog die resten vindt van een gegeven uit onze beschaving en dan stap voor stap uitzoekt wat de zin was en of is van het gevonden goed.

Op deze wijze kwam ik tot de ontdekking dat de verzameling ordes en aanverwante organisaties niet alleen gelijklopende interesses hebben maar dat zij heel dikwijls een gemeenschappelijke bron kennen.

In principe zijn alle ordes terug te brengen tot een drietal grote categorieën.

De ordes die ontstaan door een zekere kennis opgedaan door slechts één persoon en die aan een andere persoon deze kennis doorgeeft.

De ordes die ontstaan door de opgedane kennis van een deel of geheel van haar leden en die aan opvolgende leden worden doorgegeven.

Een derde categorie zijn alle occulte en mystieke broederschappen die niet tot een van de vorige categorieën behoren.

De eerste twee categorieën kunnen vanaf de 18°eeuw onderzocht en aldus als ‘bewezen’ worden beschouwd dat de orde die hierop aanspraak maakt ‘authentiek’ is. In principe betekent dit dat er geschreven documenten bestaan als ‘bewijsstukken’ voor het bestaan van de orde.

Een voorbeeld van deze categorie is de Vrijmetselarij, het Martinisme en sommige Rozekruisersordes.

De derde categorie stelt een andere benaderingswijze. Een voorbeeld hiervan is de ‘Tempeliersorde’. Talrijke ordes geven te kennen dat zij de rechtstreekse afstammelingen zijn van deze Ridderorde. Bewijsmateriaal in de zin van geschreven bronnen is niet voor handen. Het is een kwestie van ‘aanvaarden’. Hier vinden we dezelfde regel die we kennen van de godsdiensten.

Een andere groep, al even problematisch, maar wel overtuigender en op zijn minst eerlijker dan vorige categorie, is de orde die zichzelf uitroept tot orde na een beleefde ‘spirituele’ ervaring van een van haar stichters.

Een voorbeeld hiervan is de Gnostische Kerk opgericht door Jules Doinel in 1890. Een gelijkaardig proces vinden we bij de openbaringsgodsdiensten.

Een laatste groep, die eigenlijk tot de eerste twee categorieën behoort, is de Orde of groepering die zich afscheurt van een bestaande groepering of orde of er een heropleving van is. In deze groep is het merendeel van de ordes terug te vinden. Een voorbeeld hiervan is de ‘Antroposofische Vereniging’ van Rudolf Steiner die als scheurgroep mag beschouwd worden van het ‘Theosfisch Genootschap’ opgericht door Blavatsky. Een ander voorbeeld is de heroprichting van de ‘Orde der Illuminati’ door Theodor Reuss welke oorspronkelijk was opgericht door Adam Weishaupt.

Alle ordes zijn terug te brengen tot een van deze drie categorieën.

In de omgangstaal binnen de Ordes zijn de eerste twee categorieën wat men noemt ‘gecharterd’. Een Charter is een document dat aantoont dat een persoon of groep gemachtigd is de Ordeaktiviteiten uit te voeren of verder te zetten. Het is een soort volmacht.

Vanaf de 18° eeuw vindt dit systeem meer en meer ingang bij alle traditionele Ordes.

De Charters zijn dan niet alleen de bewijsstukken maar vooral de wegwijzers naar het verleden.

In de geschiedenis zien we dan ook geregeld Charters doorgeven van persoon tot persoon en het uitwisselen van Charters. Een voorbeeld hiervan is Gérard Encausse ( Papus ). Een Charter werd tevens gebruikt om een afdeling van de orde op te richten in een andere taalgemeenschap. Een voorbeeld hiervan is het Charter van Carl Kellner voor Aleister Crowley voor het oprichten van de ‘Ordo Templi Orientis’ in Groot-Brittannië en Ierland.

Een voorbeeld van groep tot groep is het Charter van het Martinisme aan Ralph Maxwell Lewis om deze orde onder de vleugels van AMORC op te richten in de Verenigde Staten.

Tot de laatste categorie behoren altijd Charters die verleend worden op internationale bijeenkomsten van verschillende ordes.

Het gebruik van het Charter kent evenwel een uitzondering. Op samenkomsten gebeurt het geregeld dat een bepaalde orde een andere orde als een vorm van erkentelijkheid een Charter overhandigt aan de leider van de orde. Dit fenomeen zien we bijvoorbeeld bij de F.U.D.O.S.I. (6) .

Dit charter vermeld meestal dat het om een ‘erkentelijkheid’ gaat en niet de bedoeling heeft om de gemachtigde houder van het Charter een orde te laten oprichten.

Binnen deze gebruikte techniek spreekt het dan ook vanzelf dat talrijke ordes uitgesloten worden uit deze studie. Opgerichte ordes die geen koppeling hebben met de traditionele broederschappen komen niet ter sprake. Ze kunnen hooguit worden vermeld.

In de praktijk betekent dit dat tientallen, zo niet, honderden genootschappen die niet tot bovenstaande categorieën behoren niet in deze studie worden vermeld.

Een voorbeeld hiervan is het genootschap van Antoine Fabre d’Olivet. Zij beschouwen zichzelf trouwens ook niet als een orde. Een ander voorbeeld is de ‘Association Alchémique de France’. Dit is een typisch voorbeeld van een genootschap dat erkend werd door haast alle ordes, niet alleen om hun werk maar, vooral omwille van het feit dat talrijke leden hiervan lid waren van traditionele ordes.

Het begrip ‘Orde’ vraagt om enige verklaring. ‘Ordo’ in het Latijn komt van ‘ordinare’ wat kan betekenen : in het gelid opstellen, rangschikken, in de juiste volgorde te boek stellen, regelen, aanstellen tot, regelmaat. Niet elke Orde kende in oorsprong het begrip ‘Orde’ zoals wij dit vandaag kennen. De Rozekruisers in de zeventiende eeuw worden meestal niet gekoppeld aan het begrip Orde maar wel aan het begrip ‘fratrem’, ‘fratres’, broeders van het Rozenkruis.

Vanaf het begin van de achttiende eeuw vind men met een regelmaat het begrip Orde, Ordre, Order. In het Frans betekent dit : ‘besloten vereniging’. Voor de lezer is het nodig duidelijk onderscheid te maken in de Ordes in deze studie. Principieel zijn er drie soorten ordes : de ridderorde, de godsdienstige orde en de Orde in de betekenis van ‘besloten vereniging’. De godsdienstige Ordes hebben een louter godsdienstig-religieus karakter. De ridderorde heeft eerder als doel de leden te bezielen met liefde tot de schoonheid van de roem. Tot deze categorie behoren de neo-tempelierordes. De Orde der Vrijmetselaren hebben als doel ‘een beter mens te maken’. Alle andere Ordes zijn meestal de Ordes van esoterische, mystieke en broederlijke aard.

De broederschappen zijn gedurende de laatste vierhonderd jaar duidelijk geëvolueerd. In de 16° en 17° eeuw kennen wij ze als spontane groeperingen. Niet zelden zijn het individuele zoekers die zich vooral kenbaar maken via hun geschriften. Van regels of groeperingen is haast geen sprake. Enkele kleinere groeperingen zijn ons wel bekend. Vanaf de 18° eeuw zien we duidelijk georganiseerde structuren ontstaan. Er worden inwijdingsgraden gecreëerd en er ontstaan sociale groeperingen die zich verzamelen rond dezelfde idealen. Hetzelfde fenomeen zet zich verder in de volgende eeuw. In de 19° eeuw komt er echter een nieuw element. Stilaan merken we dat de Ordes zich groeperen rond een bepaalde persoon. Er ontstaat als het ware een ‘personencultus’. Van de late 19° eeuw en het begin van de 20° eeuw zien we zelf ‘Onzichtbare Leiders’ ontstaan. Men spreek van ‘onbekende meerderen’ die de echte leiders vormen achter de broederschappen. Het spreekt vanzelf dat deze ontwikkeling geleid heeft tot uitzonderlijke situaties waarbij men zich vooral kon beroepen op onbestaande identiteiten die de verantwoordelijkheid droegen van de Orde. In deze periode ontstaan begrippen als de Grote Witte Broederschap, de Gobiwoestijn, Shambalah en talrijke andere verwijzingen naar niet na te trekken en niet de identificeren begrippen.

Talrijke teksten in deze studie zijn voor een deel een synthese van de honderden e-mails, gesprekken, telefoongesprekken en brieven met Ordeleiders. Dit heeft het mogelijk gemaakt dat vooral bestaande Ordes hun ‘zeg’ hadden in deze studie. In sommige gevallen zijn letterlijk hun commentaren overgenomen. Op deze wijze werd duidelijk geprobeerd om op een democratische wijze elke Orde toegang te geven tot de inhoud van de teksten. Niet zelden kregen zij het laatste woord.

Tot slot moet nog worden opgemerkt dat deze studie niet af is. Ze zal ook nooit volledig zijn. Tevens kan de schrijver niet borg staan voor de exactheid van wat er door sommige ordes wordt verteld. In sommige gevallen zijn oorsprong en evolutie zo duister dat geen zekerheid kan geboden worden omtrent hun historische achtergrond. In die gevallen zal dit echter zo veel mogelijk worden vermeld.

De studie zal dan ook geregeld moeten worden aangepast met het ontdekken van nieuwe gegevens.

De lezer zal zelf over het nodige kritische vermogen moeten beschikken om het kaf van het koren te scheiden.

Het is in deze studie niet de bedoeling om ordes te evalueren. Over hun esoterisch of humanitair werk zal er geen oordeel worden gemaakt. De studie beoogt een catalogus te worden en behoeft dan ook geen waardeoordeel.

Evenwel wil ik er toch op wijzen, in navolging van de principes welke haast alle ordes hanteren, er geen dogmatische stellingen worden ingenomen. Ordes die zichzelf ‘als de enige echte’ beschouwen laat ik voor hun rekening.

In eerste instantie werd een poging gemaakt om de ordes te groeperen per nationaliteit. Deze methodiek bleek echter niet houdbaar en moest vrij snel verlaten worden. Vele ordes kennen doorgaans internationale vertakkingen dat een indeling per land of taalgebied geen zin heeft. Er is wel een poging gedaan om ordes die naast en met mekaar te maken hebben enigszins te groeperen. Tenslotte behoeft elke studie toch min of meer een structuur te hebben.

Voor zover de schrijver weet heeft is dit de eerste poging in de Nederlandse taal om een dergelijke catalogus te maken. In andere talen zijn er reeds studies verschenen zei het dan dat ze sterk afwijken van de gebruikte methode in deze studie.

Hopelijk brengt deze studie in het labyrint van ordes en broederschappen enigszins klaarheid.

Voor hen die interesse hebben voor documenten werd er een afzonderlijke site geopend waar enkele tientallen documenten kunnen worden geraadpleegd. Het adres is http://hieronymus.educator.webjump.com/

(1) Afkomstig van het Grieks ‘esoterikos’. Esoterie is afgeleid van ‘esoteros’, naar binnen gericht in tegenstelling tot ‘exoteros’ wat naar buiten gekeerd betekent. Het begrip 'esothodos' is hier eveneens op zijn plaats. 'Thedos' betekent methode en 'eso' naar binnen gekeerd.

(2) Inwijding komt van het Latijn ‘initiatio’, ‘inire’, ‘init’ wat ingaan betekent in tegenstelling tot ‘exit’ wat uitgaan(gang) betekent.

(3) Een Ritus is een opeenvolging van handelingen met de bedoeling de kandidaat in te wijden, te initiëren, in een zekere kennis die enkel met symbolen en symbolische handelingen kan worden gerealiseerd.

(4) ‘Via Lucis’, De Weg van het licht door Johannes Amos Comenius, 1992 - In de Pelikaan, Amsterdam.

(5) De tekst is afkomstig uit het boek Annales VI.

(6) De FUDOSI was een organisatie dat een aantal broederschappen groepeerde. Ontstaan in België in 1934 en ontbonden in 1951. Zie hoofdstuk ‘1934 Federatio Universalis Dirigens Ordines Societatesque’. Een zelfde idee ontstaat later in de geschiedenis met ‘Le Groupe de Thèbes’.

 

1