1962 ORDRE RENOVE DU TEMPLE


De ‘Ordre Rénové du Temple’ werd gesticht op 5/12/1962 in de marge van AMORC door Raymond Bernard, Suprême Légat voor Amorc in Europa . De Orde maakte zich echter pas kenbaar in het begin van 1970. Van 1972 tot 1983 stond het ORT onder de leiding van Julien Origas ( 1920 - 20/8/1983 ) en vanaf 1983 zien we Luc Jouret ( 18/10/1947 - 1994 ) de touwtjes in handen nemen.

De basis van deze Orde kent haar beginselen in het ontstaan van een aantal Neo-Tempelierordes tijdens de jaren 1950. ‘L’Ordre rénové du Temple’ zag het levenslicht in het kasteel te Arginy ( Frankrijk ). In deze omgeving vinden we Jacques Breyer ( 1922 - 1996 ), Jo(seph) di Mambro ( 19/8/1924 - 1994 ) en Julien Origas alias Humbert de Frankenbourg ( 1920 - 20/8/1983 ). Deze stichtte op 12/6/1952 het OSTS ‘Ordre Souverain du Temple Solaire’. Deze Orde werd door niet minder dan prins Rainier III van Monaco in 1964 erkend. Prins Rainier III was bevriend met Jean-Louis Marsan ( 1923 - 1982 ) die lid was van het OSTS. Het OSTS kent nog een aantal andere vertakkingen waaronder het HTC ‘Helios College Templier’ en het in 1978 ontstane OTC ‘Ordre du Temple Cosmique’.

Jacques Breyer woonde in het kasteel te Arginy welke eigendom was van de markies d’Uxeloup de Rocquemaure, comte de Rosemont. Samen knoopte ze relaties aan met Maxime de Roquemaure de laatste Grootmeester van een Tempeliersorde. Andere leden waren Armand Barbault, Robert de Largerie, het echtpaar Michon, Claude Cariven, M. Champion, de Beaujeu ,Pierre de Ribacourt en Vincent Planque. Pierre De Ribacourt en Vincent Planque stonden aan de wieg van de Vrijmetselaarsorde GLNF-Opéra ‘Grande Loge National Française - Opéra’ gesticht in 1958. Ze publiceerden het tijdschrift ‘La Voix’ en stichtte het CER ‘Centre d’études et de recherches’.

In 1964 gaven Jacques Breyer, Jean Roux, Vincent Planque en Maxime de Roquemaure hun ontslag. Op 24/6/1966 verkiezen zij hun Grootmeester met de naam ‘Jean’. Frère Jean is niemand minder dan Jean-Louis Marsan die de leider werd van de nieuwe Orde welke bekend staat als het OSTI ‘Ordre Souverain du Temple Initiatique’.

Om de carrousel helemaal rond te maken ontstaat op 21/3/1981 te Genève in Zwitserland het OICTS ‘Organisation Internationale Chevaleresque Tradition Solaire’. Het OICTS werd gesticht door Joseph di Mambro en de Belgische dokter-homeopaat Luc Jouret. Op diezelfde dag ontmoette Di Mambro Jean-Louis Marsan vriend van prins Rainier III van Monaco. Vermoedelijk zal Marsan eveneens aanwezig geweest zijn op de stichtingsvergadering. Di Mambro had Luc Jouret voor de eerste keer ontmoet in 1977 bij bemiddeling van de vrouw van de dirigent Michel Tabachnik. Luc Jouret heeft Julien Origas leren kennen in 1983. Op dat ogenblik was Origas zwaar ziek ten gevolge van een terminale kanker. Enkele maanden later stierf hij. Luc Jouret en Di Mambro namen zijn Orde over en stichtte het OICTS welke later in 1984 het OTS ‘Ordre du Temple Solaire’ werd.

Het OPCTS ‘Ordre des Pauvres Chevaliers du Temple de Salomon’, een Orde uit Turijn ( Italië ), onder de leiding van Gregorio Baccolini, had contacten met het ORT. Serge Caillet publiceerde een foto waarop Baccolini en Origas mekaar de hand drukken. Op het huwelijk van Catherine Origas in 1977 waren Alfred Zappeli, Joseph di Mambo en Gregorio Baccolini aanwezig. Baccolini was aalmoezenier tijdens het fascistische Italië van Mussolini.

Julien Origas speelde een belangrijke rol in deze omgeving. Hij was lid van talrijke ordes en neo-tempelierordes : AMORC, waar hij de graad had van Chevalier de la Rose+Croix, de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’ , de ‘Internationale Luciférienne’ gesticht in 1975, en het ‘Centre Templier d’Etudes Historiques, Philosophiques et Esotériques’ gesticht door Alfred Zapelli Grootmeester van het OSMTJ ‘Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jéruzalem’ die op zijn beurt relaties onderhield met de pseudo-italiaanse-vrijmetselaarsloge P2 ‘Propagande Due’.

Op 30/11/1948 kwam Julien Origas voor het Militair Gerechtshof te Rennes. De beschuldiging was niet mals : actieve collaboratie met luitenant Georg Roeder van de SS ( Schutztafel ), chef van de SD ( Sicherheitsdienst ) te Brest.   Bij een inval van de weerstand in juni 1944 raakte hij licht gewond maar wist te ontsnappen met een duikboot. In 1947 is men Origas toevallig op het spoor bij een paspoortcontrole in Bordeaux. Hij wordt voorlopig geïnterneerd in de psychiatrische kliniek van Brest in afwachting van zijn proces. Het verdict is niet mals. Hij krijgt vier jaar gevangenis effectief. De openbare aanklager, zeg maar het Verzet, vroeg levenslange opsluiting. De feiten, gepleegd tijdens deze korte periode, waren niet min. De plaatselijk krant ‘Le Télégramme de Brest’ van 30/11/1948 formuleerde het als volgt :

 

"L’Alsacien Julien Origas de la Gestapo de Brest

répond aujourd’hui de ses crimes devant le tribunal militaire de Rennes.

Son chef, le SS Georg Roeder, sera entendu au cours du procès.

Après les Charroy, Alice David, Madeleine François et autres criminels déjà jugés et condamnés pour leur néfaste activité à Brest : après ceux qui, comme Blaize, l’âme damnée du commissaire Charroy, ont payé directement leurs dettes à la Résistance brestoise, voici que se trouvent, enfin réunis, à la prison Jacques Cartier de Rennes : Julien Origas, interprète : le lieutenant S.S. George Roeder, chef de la Gestapo de Brest ; sont adjoint Emile Moessner, et Dorendorf, chargé de l’administration patiemment démasqués malgré leurs faux papiers, malgré la peau d’agneau dont ils se couvraient dans leurs retraites lointaines. Il manque encore quelques tortionnaires, et le lieutenant Luck ; leur tour viendra, espérons-le.

La simple énumération de ces noms abhorrés évoque dans la mémoire des patriotes rescapés de ces tragiques années d’aussi douloureux souvenirs : M; et Mme Stéphan, M. Viaron, M. François Quéfellec ; M. Gourvellon , mort du souffrances à la prison du Château ; tous nos martyres brestois assassinés dans les fosses comblés du Bouguen, côte à côte vraisemblement avec ceux de Saint-Pol-de-Léon ; et M. Kerbaul, le commandant Le Pouleuf et son fils ; et le petit Dauriac, dont la tête était mise à prix par les Allemands et qui rentra à Brest dans … un cercueil pour se faire soigner ; et Mme Poitou du Plesis, de la Croix-Rouge, vénérée par tous les Brestois parce qu’elle sauva des dizaines de Français savait aussi que dans le pain qui montait aux détenus par des ficelles se trouvaient des scies à métaux pour leur évasion.

C’est tout cela qu’il faudrait, sans rien oublier, jeter à la face des bourreaux.

Ils voulaient tuer l’âme de Brest et voilà que Ramke, le vandal méthodique, incarcéré à Paris, avoue, au cours de l’instruction : "Les partisans ont fait dans nos rangs, au cours du siège, plus de 1.000 blessés et au moins autant de morts."

La Résistance avait condamné Origas à Mort.

A Breitenbach (Bas-Rhin), Julien Origas était employé de bureau à Strasbourg, dans les usines Matford, qu’il suivit dans leur évacuation sur Bordeaux.

Décembre 1940, il est à l’organisation Todt, à Bordeaux, comme chauffeur et interprète, passe à la Kriegsmarine, gagne Reichshoffen, Paris, Marseille puis, en mai 1944, arrive à Brest, au service de Roeder, chef de la Sicherheitsdienst, autrement dit la Gestapo. On le voit partout arrêtant, interrogeant, perquisitionnant.

Malgré le mystère dont il fut entouré, il devra s’expliquer devant le tribunal militaire, aujourd’hui mardi, à Rennes, sur l’arrestation de la famille Kervells en mai 1944 : celle de Mme Rozec en janvier de le même année ; celles de Mille Piriou et de Mille Henriette Lagadec ; sur le coup de revolver tiré à bout portant contre M. Kerbaul, le 4 juillet ; sur son rôle de ‘mouton’ près du dicteur Barbaro, arrêté dans sa clinique ; sur l’arrestation de M. Le Rest, de M. le commandant Le Pouleuf et de son fils.

Origas avait su à ce point se rendre odieux que les patriotes décidèrent de le supprimer. L’opération eut lieu le 5 juillet 1944 Elie échoua, hélas ! Le traitre bénéficie aujourd’hui d’un tribunal régulier.

Incuipé d’intelligence avec l’enemi, article 75 du Code pénal il est passible de la peine de mort. M. le bâtonnier Baudet du barreau de Rennes, assumera la défence.

Le lieutenant S.S. George Roeder, chef de la Gestapo de Brest, viendra déposer au cours de ce procès et l’on imagine facillement ce que sera l’émotion des nombeux témoins lorsqu’ils se trouveront en présence de ce monstre.

Nous rendrons compte des débats."

 

Ondanks de veroordeling van Julien Origas, voor actieve collaboratie, bleken zijn ideeën nog steeds aan het verleden gehecht. Julien Origas was in de jaren zeventig zeer bekend in extreemrechtse kringen en had tevens connecties met neofascistische bewegingen in Italië. Op basis van het onderzoek gedaan door Andre van Bosbeke (6) weten we dat Origas zich van 1975 had toegelegd op paramilitaire oefeningen. Origas liet zich omringen door twee lijfwachten. Vanaf 1975 begint hij fantastische verhalen te vertellen omtrent de Meesters van de Aarde en over een obscure organisatie met de naam Ayam. Na een zekere Angela te hebben ontmoet heeft hij bindingen met Thule een internationale broederschap welke zich voorbereid op het herstel van het ‘arische ras’ op aarde. Hier vinden we nog steeds de aanhoudende ideeën van de ‘Ariosophie’ van een Guido von List welke uitvoeriger zullen besproken worden in het hoofdstuk van het 'Thule-Gesellschaft'. (7)

In Brussel had hij contacten met ‘L’Ordre Vert’ een neonazi orde waarvan hij zei dat zij instond voor de komst van een nieuw superieur ras ! ‘L’Ordre Vert Celtique’ werd gesticht op 6/12/1970 door René Lixon met de pseudoniem ‘Lug’. Lug is het Keltisch voor vuur. ‘L’Ordre Vert Celtique’ maakt zich eveneens kenbaar onder de naam ‘L’Eglise Européenne de Mithras’. Op 14/5/1975 was er een samenkomst van talrijke extreem-rechtse Ordes. Allen sloten ze een pact met ‘Lug’. Over deze Ordes bestaan talrijke politierapporten. Ze hebben internationale connecties en hebben relaties met Lopez Rega minister van Juan Peron en hoofdverantwoordelijke van de doodseskaders in Argentinië.

In het Belgisch sektenrapport komt Origas veelvuldig voor. Twee fragmenten over deze figuur duiden op een onderzoekende manier aan in hoeverre Origas bekend was bij schrijvers zoals Roger Facon, zelf een ex-politieagent.

"Volgens de heer Facon hebben we hier met een uiterst gevaarlijke ideologie te maken : ze vindt haar uitdrukking in geheimen en rituelen en houdt voor dat de grote meester altijd gelijk heeft. Die grote meester erkent dat zijn optreden is ingegeven door bevelen die hem op een clandestiene manier worden gegeven door een geheime hiërarchie, die de ‘Hoge Raad’, ‘Agartha’ of ‘les Compagnons de Maha’ wordt genoemd. Die terminologie vindt men ook terug bij de Orde van de Zonnetempel.

Volgens hun dienaren beschikken die meesters over structuren, meer bepaald in Zürich, Rome en Londen. Daar zouden onthaalcellen voorhanden zijn, waar leiders van bepaalde Europese -pseudo-initiatie-organisaties zich zouden komen bijscholen en herbronnen en waar ze seminaries zouden komen volgen. Na afloop zou men hen bevelen geven die ze vervolgens uitvoeren zodra ze in hun organisaties zijn teruggekeerd. Zo ontmoette Jo Di Mambro bijvoorbeeld geregeld leden van de loge P2.

Hun ideologie bestaat erin zich in de plaats te stellen van de regeringen van de landen waar ze gevestigd zijn en hun eigen wetten, met name de wet van de winst en de wet van de sterkste, in de plaats te stellen.

Parent was erin geslaagd binnen te dringen in de ‘Ordre Rénové du Temple’ (ORT) en de directe omgeving te infiltreren van één van zijn meesters, de fascist Julien Origas. Die stelde elke maand politieke synthesenota’s op voor zijn meesters in Zürich en Rome. Origas kwam vervolgens geregeld naar Brussel. Hij beweerde dat Brussel sinds 1945 door de meesters wordt gebruikt om het Westen de mogelijkheid te bieden zich te verdedigen tegen de ‘communistische en Slavisch-Mongoolse barbarij’. Hij verklaarde dat de meesters er op gezette tijden uiteenzettingen kwamen geven over de toekomst van het Westen. Die meesters waren bekend bij de officiële bewindvoerders en onderhielden nauwe banden met de Europese en Amerikaanse financiers.

Ook al getuigen die beweringen van Origas van enige overdrijving en mythomanie, toch moet worden vastgesteld dat er zich in zijn kielzog individuen bewogen die hem gadesloegen en hielpen.

Volgens Origas hebben die Brusselse structuren zich tussen 1952 en 1958 aangesloten bijnetwerken van de ‘scarabée’ ( mestkever ), cyclische netwerken die lange tijd slapende netwerken waren, maar actief werden zodra werd besloten ze te reactiveren. Hij beweerde ook dat de tempel die hij regelmatig bezocht gevestigd was in een gebouw aan de Charleroise steenweg, in Brussel, waar tantristische rituelen werden voltrokken en waar ook politieke seminaries werden gehouden." (8)

"Overigens stipt hij aan dat bepaalde hooggeplaatste leidinggevende personen door het esoterisme van de tempeliers worden gefascineerd en dat dit naar zijn mening geen nieuw verschijnsel is. De journalisten die de reportage hebben gemaakt, hebben erop gewezen dat ze contact hadden opgeno-men met een generaal die bereid was om te getuigen over die netwerken binnen de NAVO. Die generaal heeft naderhand geoordeeld dat hij die verklaringen beter niet aflegde. De spreker voegt hieraan toe dat bepaalde mensen die in de kathedraal aanwezig wa-ren en in een tempelierscape gehuld waren, naar verluidt belangrijke functies zouden bekleden in een Europese politieke partij.

Wat het bestaan van slapende netwerken betreft, stipt de getuige aan dat die netwerken in Frankrijk de naam « Rose des vents » droegen en dat Origas er,deel van uitmaakte. Hij stak dat trouwens niet onder stoelen of banken.

De spreker preciseert dat de 'Ordre des Chevaliers du Temple, du Christ et de Notre-Dame' (OCTCND) (9) werd opgericht door mensen die de heer Parent zeer goed kende. Een van de doelstellingen bestond erin een soort « lokmiddel » te creëren dat bepaalde fas-cisten zou aantrekken om na te gaan hoe ze bepaalde afluistertechnieken toepasten. In 1985-1986 boekten ze succes, aangezien Jouret en Di Mambro ten grondslag lagen aan een operatie die ertoe strekte microfoons te plaatsen in een vergaderzaal. Ze hebben aldus stukken gestolen en hebben gepoogd een ope-ratie op stapel te zetten om het ADFI (Association de défense des familles et de l'individu) te saboteren. Het doel van de OCTCND, dat trouwens nog niet is bereikt, bestond erin een observatorium te creëren voor bepaalde personen en tevens andere personen aan te trekken.

De heer Facon komt terug op de voorbeeldfunctie van de toestanden bij de Orde van de Zonnetempel. Hij stipt aan dat leden van de orde zijn geïnfiltreerd in Gladio-netwerken of zich althans in de invloedssfeer daarvan bewogen, en ook zijn doorgedrongen tot de invloedssfeer van de Franse collaboratie, de spionage of nog de verwezenlijking van Europees rechts in Italië, Frankrijk en Duitsland, ...

Die mensen zijn via mythomanie en excessen terechtgekomen in de misdadigheid. Dat was misschien nooit gebeurd indien ze strengere normen hadden nageleefd voor de veiligheid van hun organisatie. Volgens de getuige werden de democratieën op die manier rechtstreeks geconfronteerd met een toestand van destabilisatie. Achter het mythomane voorkomen van Di Mambro en Jourets voorkomen als levensgenieter, schuilen in werkelijkheid uiterst rechtse sympathieën.

Tijdens de jaren 1970 hebben denkers en politieke theoretici die tot die invloedssfeer behoorden op een bepaald ogenblik in een reactie op de verhoudingen tussen Oost en West gebruik gemaakt van de spanningen die er toen waren om een beweging te creëren die een sterk regime genegen was." (10)

 

 


(1) Zie hoofdstuk ‘1915 Antiquus Arcanae Ordinis Rosae Rubae Aurea Crucis - Amorc’.

(2) Zie hoofdstuk ‘1988 CIRCES - Templar Research Institute’.

(3) L’Ordre rénové du Temple - 1997, Dervy - Paris, blz.44.

(4) Zie hoofdstuk Martinisme hoofdstuk ‘1980 Ordre des Chevaliers Martinistes’.

(5) Zie hoofdstuk ‘1932 Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jerusalem’.

(6) 'Chevaliers du vingtième siècle' enquette sur les sociétés et les ordres de chevalerie contemporains avec la collaboration de Jean-Pierre De Staercke - Editions EPO - Antwerpen, België.

(7) Zie hoofdstuk '1918 Thulegesellschaft'.

(8) Belgisch sektenrapport van 28 april 1997, blz. 112.

(9) Zie hoofdstuk '1984 Ordre des Chevaliers du Temple du Christ et de Notre Dame'.

(10) Belgisch sektenrapport van 28 april 1997, blz. 114.

 

1