1891 ORDRE DE LA ROSE-CROIX CATHOLIQUE ET ESTHETIQUE DU TEMPLE ET DU GRAAL


Het mysterie is in wezen Een, de symbolen waarmee het versluierd wordt zijn uitsluitend ten behoeve van ons ontoereikend verstand.

( Joséphin Péladan )

 

‘L’Ordre de la Rose-Croix Catholique et Esthetique du Temple et du Graal’ werd opgericht door Joséphin Péladan (28/03/1859 - 21/01/1918 ) in samenwerking met Comte Léonce de Larmandie, Gary de Lacroze, Elémir ( of Elimir ) Bourges ( 1852 - 1915 ), Antoine de la Rochefoucauld op 23/08/1891.

 

Onder haar leden vinden we : Gustave Moreau ( 1826 - 1898 ), Claude Achille Debussy (?) ( 1862 - 1918 ), Félicien Victor Joseph Rops ( 1833 - 1898 ) , Georges Henry Rouault ( 1871 - 1958 ), Erik Alfred Leslie Satie ( 17/5/1866 - 1925 ), Léonce de Larmandie, Gary de Lacroze, Elémir Bourges, Antoine de la Rochefoucauld, Saint-Pol Roux ( 1861 - 1940 ), Samas, Jules Bois ( 1868 - 1943 ) en Maurice Barrès.

De Orde kende drie inwijdingsgraden : Ecuyer ( schildknaap ), Chevalier ( Ridder ) en Commandeur.

Over deze Orde is eigenlijk veel bekend. Nochtans is voor deze studie naar een totaal andere bron gezocht. De Orde heeft zich na de dood van Péladan verder gezet in België. Om die reden is deze studie vooral gebaseerd op het boek van Emile Dantinne ‘L’Oeuvre et la Pensée de Péladan’. Emile Dantinne was niet alleen de voortzetter van Péladan’s Orde maar werd tevens Imperator van de Rozekruisersorde voor Europa. Net zoals Joséphin Péladan een pseudoniem had ‘Sar Mérodack’ is Emile Dantinne bekend onder de naam ‘Sar Hieronymus’. De titel van Sar werd slechts aan de hoogst ingewijden gegeven en betekent Zoon van Re ( Sa = zoon ; R’ = Ra of Re ). Dezelfde naam werd eveneens onder de koningen van Assyrië gebruikt. In de traditie van Mesopotanië kennen we de begrippen, 'Uzu', 'Sar' en 'Ki' die te vertalen zijn als materie, verbinding en plaats of aarde. Het begrip ‘Dur-an-ki’ betekent zoveel als de ‘verbinding tussen hemel en aarde’ waarbij Sar een soort ‘mediator’ is. Hij is als het ware de tussenpersoon, de hogepriester, die het cenrum wordt van de ‘Axis Mundi’ of wereldas waarbij onder de 'chaos' voorstelt en boven de 'cosmos'. (15)

Een veel plausibelere verklaring voor het gebruik van het begrip ‘SAR’ is te vinden in de brieven die Joséphin schreef naar zijn vrienden. Hij kende ook heel wat personen uit de adel. In ‘Le Vice Suprême’ vinden we hier een voorbeeld van in een brief gericht aan Prince de Courtenay. De aanhef van de brief gaat als volgt : " S.A.R. monseigneur le Prince de Courtenay ". De afkorting betekent "Son Altesse Royale", Zijne Koninklijke Hoogheid. Péladan gebruikte veel van deze afkortingen. Een ander voorbeeld is een brief gericht aan Abbé Alta : " T.R.P Alta " wat zoveel betekent als " Très révérend Père ". De nomen mysticum - SAR - werd uiteindelijk door Sar Hieronymus overgenomen en aan alle dignitarissen van de F.U.D.O.S.I. toegekend.

Een merkwaardige benadering vinden we in het boek ‘Toulouse capitale mystique’ van Jean-Claude Danis ( 1985 - blz. 257 ). Hij zoekt een verklaring van Joséphin Péladan als Sar Mérodack in de volgorde van de letters van de naam. Eigenaardig genoeg kunnen we de letters inderdaad in volgorde veranderen en bekomen we resultaten die tot nadenken zetten. Wanneer we de acht letters van Merodack in de volgende volgorde rangschikken : AEMODRCK bekomen we ‘Ancien Et Mystique Ordre De ( la ) Rose+Croix Kabbalistique’ een andere mogelijkheid is : OAEMDCRK waardoor we de volgende combinatie krijgen ‘Ordre Ancien Et Mystique De Christian Rozen+Kreuz’. Tot slot nog een derde combinatie : OCAEMDRK welke de volgende naam geeft : Ordre Catholique Ancien Et Mystique De Rozen+Kreuz’. Een combinatie van beide theoretische benaderingen zou tot de conclusie kunnen leiden dat Sar Merodack betekent ‘Sont Altesse Royale - Ancien Et Mystique Ordre De (la) Rose+Croix Kabbalistique’.

Andere bronnen vertellen dat Joséphin zijn inspiratie zou hebben gezocht in de bijbel.

In II Koningen 20-12 lezen we : "Te dien tijde zond Berodach-Baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babel, gezanten met een brief, en een geschenk aan Hizkia, want hij had gehoord, dat deze ziek was."  (1) We vinden inderdaad een parallel met de woorden Mérodach en Péladan.

Een combinatie van beide theoretische benaderingen zou tot de conclusie kunnen leiden dat Sar Merodack betekent ‘Sont Altesse Royale - Ancien Et Mystique Ordre De (la) Rose+Croix Kabbalistique’.

Emile Dantinne verklaart de naam Péladan als afkomstig van het hebreeuws Pal (e) Dah, wat zoveel als ‘staal’ betekent. Ook het arabisch ‘palad’ betekent ‘staal’. Ook in het Perzisch kennen we het woord ‘paludan’ wat dan betekent ‘hij die druk uitoefent’. De verwijzing naar een Assyrisch koning lijkt ons geen steek te houden. De stam ‘pld’ is in het Assyrisch noch in het Babylonisch taalgebruik te vinden.

Emile Dantinne ontmoette Joséphin Péladan in 1904. Zowel Dantinne als Péladan waren beiden schrijvers en hadden gelijklopende interesses. Wat hun karakter betrof waren ze elkaars tegengestelde. Péladan was extravert, uitbundig en zonder schroom. Dantinne was zeer introvert, gereserveerd en werkte in alle stilte. We zullen later nog zien dat hij zelfs maar met enkele mensen contacten had in de hele esoterische wereld. Beiden waren Rooms Katholiek en tegelijkertijd verdedigers van de Kerk. Dit is dan ook de reden waarom de Orde van Péladan nooit door de Kerk werd veroordeeld in tegenstelling met de Ordes die rond de figuur van Papus waren ontstaan.

Nadat Joséphin zijn Orde had opgericht organiseerde hij te Parijs zijn beroemde ‘Salons des Rose+Croix’. Hij engageerde 170 kunstenaars die aan deze tentoonstellingen hebben meegewerkt. De laatste tentoonstelling was gepland in 1898 maar ging evenwel niet door. Bij de derde tentoonstelling in 1894 in Brussel werd een afdeling van Péladan’s Orde opgericht in België. Hoeveel leden er waren is niet geweten. Ze kwamen samen in hotel Ravenstein onder het leiderschap van de schilder Jean Delville. Na de stopzetting van deze tentoonstellingen ging Péladan gewoon door met lezingen over occultisme en mystiek. Het was op een van deze lezingen dat Dantinne Péladan ontmoette. Dantinne ging vanaf toen geregeld naar de groep in het Ravenstein Hotel.

In 1952 verscheen er van Emile Dantinne een toevoegsel op zijn eerder verschenen werk ‘L’Oeuvre et la Pensée de Péladan’ uit 1948. In deze tekst vinden we meer duidelijkheid omtrent zijn relatie met Joséphin Péladan.

"Péladan était souvant à Bruxelles. Il y organisa ses Salons de la Rose-Croix, expositions picturales installées dans les magnifiques locaux de la Maison d’Art, l’ancien hôtel d’Edmond Picard, avenue de la Toison d’Or. Des toiles remarquables d’Armand Point, de Jean Delville et Dario de Regoyos figurèrent entre autres à ces expositions. Les amis belges de Péladan étaient nombreux ; parmi les plus fidèles on peut citer Edmond Picard, Raymond Nyst, José Hennebicq, Georges M. Baltus.

La philosophie rosicrucienne avait trouvé en Belgique nombre d’adeptes. L’Hôtel Ravenstein abritait les activités ésotériques du Temple et lorsque la Rose-Croix catholique et la Rose-Croix Kabbalistique de Stanislas de Guaita se séparèrent, la R-C-C continua à y tenir ses assises, car il y eut à Bruxelles aussi des Rose-Croix.

Ce n’est qu’après la mort de Péladan que sar Hieronymus ralluma le flambeau de l’Ordre et le restaura dans le sens de la Tradition primitive, de la véritable Rose-Croix et de la discrétion initiatique.

Ce fut au cours des conférences de Bruxelles, en 1904, qu’un jeune homme qui devint plus tard Sar Hieronymus, rencontra le Maître, lui parla de l’expansion de l’Ordre et reçut ses conseils qui à ce moment n’étaient guère réalisable puisque la restauration de l’Ordre date de 1919."

Na de dood van Péladan, door een voedselvergiftiging, werd de Orde gereorganiseerd door zijn discipelen. Er ontstonden verschillende splitsingen. Gary de Lacroze zette de Orde verder in Frankrijk. Eveneens werd een tak verder gezet door de schilder Jacques Brasilier. Deze was uitgever van een tijdschrift ‘Les Feuillets de la Rosace’. In 1939 verandert de titel van deze revue in ‘Feuillets des Dunes, organe de la Rosace’.

In België werd de Orde gereorganiseerd door Emile Dantinne ( Sar Hieronymus ) ( 19/04/1884 - 21/05/1969 ) onder de naam ‘Rose-Croix Universelle’ met de medewerking van een zekere Du Chastain. De andere leden Francis Vurgey en Nicoals Brossel gingen over naar het Martinisme.

Wetende dat Emile Dantinne Sar Hieronymus was mogen we wel zeker zijn dat de beschrijvingen uit dit boek eerstehandskennis is. Een aantal uittreksels uit dit boek zal dan ook voldoende inzicht bieden in de werking van deze Orde en de invloeden van Joséphin Péladan op de Rozekruisersfilosofie. Joséphin was van jongs af aan sterk onder de invloed van zijn eigen vader, die zich veel met occultisme bezig hield, en van Barbey d’Aurevilly en Léon Bloy.

"Vers 1882, Péladan avait fait la connaissance de Léon Bloy ; ils se rencontrèrent souvent chez Barbey d’Aurevilly." (2)

De relatie tussen Joséphin en Stanislas de Guaita is te verklaren uit het feit dat deze laatste een grote bewondering had voor het boek "Le Vice Suprême" geschreven in 1884. Dit verklaart waarom de Guaita Joséphin mee betrok in de oprichting van ‘L’Ordre Kabbalistique de la Rose+Croix’ in 1888. Wat van groot belang is in de geschiedenis rondom deze figuur is zijn broer Adrien Péladan, een arts, die filosofie studeerde en ingewijd was in de Rozekruisersorde van de Lapasse.

"Le docteur Péladan, son frère aîné, se préoccupait entre-temps de parachever son éducation philosophique. Il le poussa vers les routes mystérieuses de l’Occulte. Il se rattachait par Firmin Boissin et le viComte de Lapasse aux hermétistes toulousains, il avait commenté le Zohar, Hahnemann, Simon Brugal, il avait découvert à Joséphin Fabre d’Olivet." (3)

In het boek van Joséphin Péladan "Comment on devient mage" hoofdstuk XVIII zegt hij :

"Par mon père, le chevalier Adrien Péladan, affilié dès 1840 à la néo-templerie des Genoude, des Lourdoueix - qui cinquante années tint la plume au clair pour l’Eglise contre les parpaillots, pour le Roy contre la canaille - j’appartiens à la suite de Hugues des Païens. Par mon frère, le docteur Péladan, qui était avec Simon Brugal, de la dernière branche des Rose+Croix, dite de Toulouse, comme les Aroux, les d’Oriënt, les vicomte de Lapasse - et qui pratiqua la médicine occulte, sans rémunération - je procède de Rosencreuz."

Niet onbelangrijk in deze passage is dat zijn broer duidelijk met de Rozekruisers van Toulouse te maken had. Zijn vader was extreem katholiek en zeer orthodox ingesteld desondanks hij lid was van een Tempeliersorde.

De Orde van Péladan was niet alleen geïnteresseerd in occultisme maar eveneens in kunsten en estetiek. Zijn talrijke tentoonstellingen hebben op het einde van de 19°eeuw en begin 20° eeuw in de kunstgeschiedenis een niet na te laten invloed gehad. Dit was reeds duidelijk bij het manifest van deze Orde in 1891 waarvan we de tekst weergeven :

"… copie de l’acte de fondation de la Sociéte : no. 9256.

Par acte sous signatures privées …

Joséphin Péladan, Comte Léonce de Larmandie, Gary de Lacroze, Elémir Bourges, 19, rue de Naples; M. le Comte Antoine de La Rochefoucauld,19, rue d’Offémont, Paris,

ont formé entre eux une société en nom collectif ayant pur objet l’organisation d’expositions des Beaux-Arts.

La raison et la signature sociale sont : "Association de l’Ordre du Temple de la Rose+Croix." (4)

Een iets meer duidelijke stelling vinden we in hun document van 1892 :

"Sous le Tau, la Croix grecque, la Croix latine, devant le Graal, le Beauséant et la Rose Crucifère : en communion catholique romaine avec Joseph d’Arimathie, Hugues des Païens et Dante, Nous, par la miséricorde divine et l’assentiment de nos frères, Grand -Maître de la Rose+Croix du Temple, très humble serviteur de l’idéal Dieu,

Déclarons, comme nos seuls conseillers LL. CC. Comte Léonce de Larmandie, Elimir Bourges, Gary de Lacroze Benedictus, Bihn Grallon, Sin et Adar et les sept inconnus.

S’il plaît à Dieu

La deuxième geste esthétique aura lieu en mars et avril 1893 et aussi

Salon de la Rose+Croix

Théâtre de la Rose+Croix.

A tous ceux auxquels il appartiendra, il est dit ici que notre seule signature demeure celle de l’Ordre, tant au temporel qu’au sprituel.

Donné à Paris sous la forme de la Rose+Crucifère, le dimanche de Quasimodo, en l’année 1892, de la Rédemption, de notre Maîtrise la quatrième."

Sar Péladan." (5)

Uiteraard lokte dit grote verontwaardiging uit bij de Kabbalistische Orde van het Rozenkruis. Stanislas de Guaita reageerde prompt en verwijderde Sar Mérodack ( Joséphin Péladan ) uit zijn Suprême Conseil. Dit werd het begin van ‘La guerre des deux Roses’.

Dantinne vertelt verder : "Au cours de ses conférences en Belgique, Péladan créa un noyeau de disciples qui se réunissaient à l’Hotel Ravenstein qui exciste encore à coté du Palais des Beaux-Arts.

La patrie de J.B.Van Helmont et de F.M.Van Helmont, ces grands initiés de la Rose+Croix de la Renaissance, eut sa section initiatique.

Ses amis Vurgey et Brossel passèrent au Martinisme : seuls, deux de ses initiés lui restèrent fidèles : Du Chastain et Hieronymus." (6)

"Ses adeptes de la Rose+Croix, dispersés par la guerre, s’étaient aussi retrouvés, et moins d’un an après la mort du Maître, Sar Hieronymus relevait le flambeau de la Rose+Croix universelle qui ne s’éteindra plus." (7)

Een ander vermeldenswaardig feit uit het boek van Emile Dantinne is de korte levensduur van de opgerichte Kabbalistische Orde van de Guaita :

"Maintes fois l’Ordre Kabbalistique avait continué à reprocher à Péladan son schisme et son apostasie.

En 1893, Stanislas de Guaita sortit de sa réserve. Une circulaire émanée de l’Ordre Kabbalistique de la Rose+Croix fut adressée au Paris initié; elle stigmatisant la tentative d’accaparement de l’Ordre par Péladan … Pour mieux consolider cette accusation, le document était suivi d’un tableau contenant un parallèle entre les conditions établies par Guaita et leur démarcation opérée par l’éclectique Péladan.

En 1899, la tentative de réunion entre la R + C du Temple et du Graal et la R + C Kabbalistique n’eut pas de suite, des circonstances personelles, dont il informa le public, ayant détourné l’attention du Sâr des traveaux de réalisation.

La Rose + Croix Kabbalistique tomba en sommeil avant la mort prématurée de son organisateur de Guaita. ( dus voor 1897 ) (8)

La Rose + Croix Catholique lui survécut et ses derniers initiés ont restauré l’Ordre sous une forme adéquate au but de l’Ordre et qui, sans modifier les grandes directives du Maître, l’a dégagé de toutes les préoccupations esthétiques qui en faussaient la pureté." (9)

Na de dood van Stanislas de Guaita in 1897 volgde François-Charles Barlet op. Deze liet de Orde voor wat ze was en dreigde in de ‘vergetelheid’ te geraken. Het heeft geduurd tot Papus de Orde overnam.

Een ander niet over het hoofd te zien feit is dat we van Oswald Wirth weten dat Stanislas de Guaita geen voortzetter was van de Rozekruisersorde maar wel een ‘heroprichten’ ervan. Vermits de veel oudere broer van Joséphin Péladan, Adrien Péladan, geïnitieerd in 1858 in de Toulousegroep en in de omgeving verkeerde van Edouard de Lapasse is het eerder aan te nemen dat de rechtstreekse opvolging van de Toulousegroep via Adrien Péladan kwam. Adrien die dokter was net zoals Edouard de Lapasse kenden mekaar.

Vermits de Lapasse stierf in 1867 kan Joséphin Péladan, die toen twaalf jaar was, de Lapasse amper hebben gekend. Joséphin zelf zegt in niet mis te verstane woorden dat hij Rozekruiser is in navolging van zijn vader die tevens lid was van de Tempeliersorde van Genoude in 1840.

Of Joséphin nu geïnitieerd was door zijn vader of door zijn oudere broer ligt dan ook eerder in de verwachtingen dan een rechtstreekse voortzetting in ‘L’Ordre Kabbalistique de la Rose+Croix’ opgericht in 1888. Vergeten we vooral niet dat het Joséphin was die samen met de Guaita deze Orde heeft opgericht en dan nog wel onder impuls van de Guaita.

Wat in de literatuur zeer verwarrend is is dat telkens wordt verwezen naar Adrien Péladan zonder echter te vermelden of het nu over Joséphin zijn broer dan wel over zijn vader gaat.

De familie Péladan heeft haar wortels tot in de 16° eeuw. Hun naam zou afkomstig zijn van ‘celui qui manie la pelle’ of ‘diegene die de schop ( spade ) manipuleert’.

De familie Péladan is te vinden in de steden Alais, Uzès, Nîmes en Montpellier.

Jacques Péladan heeft een zoon Pol Péladan ( 1643 - 1708 ) die huwde met Suzanne Brès. Het huwelijk had twee kinderen : Vincent Péladan ( 1670 - 1735 ), Antoine Péladan ( 1675 - 1700 ) en Françoise Péladan.

Vincent Péladan huwde Isabelle Aberlenc in 1701. Dit gezin had zeven kinderen. De oudste Antoine Péladan werd pachter. Vincent Péladan ( 1712 - 1780 ) woonde in Alais. Deze huwde in 1738 Marie Nauton. Het huwelijk had een zoon Noël Péladan die zich in Vigan vestigde als drogist. Noël Péladan huwde in 1773 Margueritte Baumelle. Zij hadden twee dochters en een zoon Jacques Péladan ( 1777 - 1839 ).

Jacques Péladan huwde Marie-Anne Quintard de Sommières. Uit dit huwelijk kwamen twee dochters en zes zonen.

Louis-Adrien Péladan ( 8/9/1815 - 7/3/1890 ) - de vader van Joséphin en Adrien Péladan - huwde in 1843 Joséphine Vaquier te Nîmes.

De twee zonen Adrien Péladan ( 18/06/1844 - 29/9/1885 ) en Joséphin Péladan ( 28/03/1859 - 21/01/1918 ) zijn de twee sleutelfiguren in het occulte en mystieke gebeuren in deze periode van de geschiedenis.

Adrien Péladan was de eerste homeopatische arts in Frankrijk. Hij schreef commentaren en een inleiding tot de boeken van Hahnemann ( de ontdekker van de homeopathie ). Hij stierf zelf aan een homeopatische verdunning die verkeerd was aangemaakt door zijn apotheker in 1885 nog vijf jaar vooraleer zijn vader Louis-Adrien stierf in 1890.

 

Louis Adrien Péladan ( 1815 - 1890 )

Louis Adrien Péladan ( 08/09/1815 - 7/3/1890 ) was een vurig verdediger van het Katholieke integrisme (10) en behoorde tot de conservatieve legitimisten (11) van de negentiende eeuw. Deze denkwijze, die typisch was voor de negentiende eeuw, was het tegengewicht na de Franse revolutie en tegen het steeds toenemende antiklerikalisme. Adrien schreef vele artikelen omtrent de ideeën uit deze periode. Zijn geschriften staan bol van het herstel van de Christelijke moraal en hadden als doel het herstel van een Christelijke samenleving. Zo was Adrien aanhanger van de monarchie. Zijn godsdienstige overtuiging was zeer fundamentalistisch. Hij was een verdediger van de heilige geschriften en aanhanger van de literaire mythen van de volkeren. Hij gaat op zoek gaat naar de tradities uit Indië, Amerika en vooral Griekenland. Hij zocht naar de mythen omtrent de Maagd Maria en de evolutie van het kruis in andere culturen vreemd aan het Christendom.

 

Adrien Péladan ( 1844 - 1885 )

Adrien Péladan ( 18/06/1844 - 29/9/1885 ), dokter in de geneeskunde, was een adept van de homeopathie. Alhoewel hij, evenals zijn vader, ook een aantal politieke geschriften naliet, is Adrien toch een hele andere figuur. De ideeën van zoon Adrien verschillen nochtans niet met die van vader Adrien. Zoon Adrien was ‘Chevalier de Saint-Sylvestre’ van de academie te Rome en bijgevolg een orthodox katholiek. Een groot schrijver was hij niet. Het boek ‘Dernier mot des prophéties’ uit 1878 kende enige populariteit. Hij schreef vooral korte brochures over katholieke onderwerpen. Zijn voorliefde voor de monarchie vinden we in onderstaande tekst :

"Le poison est resté sur ce trône, il faut qu’il soit purifié ; car c’est un autre saint Louis qui doit s’y asseoir sur les embaumés."

"Enfant de la Croix, quand viendra le règne de ce prince, la France sera très affaiblie ; mais Dieu récompensera par de grands prodiges notre patrie, après l’avoir criblée et fait beaucoup souffrir.

Le saint Archange me montre la bannière du Sacré-Coeur ... et me dit :

Voilà comment nous allons marcher sur les frontières de la France, portant la bannière et l’épée ; je tiens sous mes pieds tous les ennemis de Dieu et toute cette franc-maçonnerie. Quand le règne de Dieu sera commencé et la paix rétablie, nous marcherons sur Rome, puisque la France doit se dévouer à la défense du Saint-Siège."

 

Joséphin Péladan ( 1859 - 1918 )

Joséphin Péladan ( 28/03/1859 - 21/01/1918 ) werd opgeleid door de jezuïeten. In 1880 ging hij voor enkele maanden, in gezelschap van Albert Marignan, naar Italië om de Italiaanse meesters te bestuderen. In Italië heeft hij Leonardo da Vinci leren kennen naar wie hij later zo dikwijls verwijst. Vanaf 1881 is Joséphin woonachtig te Parijs en werkzaam bij de Crédit Français. Daar begint zijn carrière als schrijver. Hij laat zich opmerken door een bijdrage over Rembrandt. Hij ontmoet te Parijs Léon Bloy.

Tijdens zijn eerste ‘Salon de la Rose+Croix’ leert hij veel schilders en beeldhouwers kennen waaronder Puvis de Chavannes, Félicien Rops en Gustave Moreau.

In 1882 wordt hij ontvangen door de schrijver Barbey d’Aurevilly, die hij beschouwd als zijn meester, waarmee hij een langdurige vriendschap heeft. Het is Barbey dat het manuscript onder ogen krijgt van Joséphin’s roman ‘Le Vice Suprême’ (12). Barbey schrijft er het voorwoord van. Het boek kende meteen een groot succes. Het boek is een ode en een bewieroking van de Latijnse traditie. Het is in deze periode dat Joséphin zichzelf ‘Merodack’ gaat heetten, de hoofdfiguur uit zijn boek ‘Le Vice Suprême’. Vanaf 1884 leerde hij Stanislas de Guaïta kennen.

Wanneer op 29/9/1885 zijn broer Adrien sterft, tengevolge van een verkeerde homeopatische verdunning, legt hij klacht neer en beschuldigt de apotheker zijn broer de hebben vermoord. Het bleef echter bij deze klacht en er werd verder geen gevolg aan gegeven.

De jaren 1887-1888 kenmerken zich als de jaren van grote esoterische aktiviteit bij Joséphin. De eerste Martinistenloges, gesticht door Papus, in de omgeving van Montmartre kennen een groot succes. Onder de initiators vinden we Stanislas de Guaïta, Papus en Joséphin Péladan. In 1888 verschijnt het eerste officiële nummer van het Martinistentijdschrift ‘L’Initiation’. Veel bijdragen zijn afkomstig van Joséphin. In 1889 ontstond de Suprême Conseil de L’Ordre Martiniste. De oorspronkelijke benaming was ‘Conseil Occulte des 12 de la Rose+Croix’.

Ondanks de orthodoxe instelling van Joséphin kan men niet verhelen dat hij geregeld de rooms-katolieke Kerk de nodige kritieken gaf. Ondanks dit feit werden zijn geschriften en zijn Orde nooit op de index geplaatst wat wel gebeurde met de Ordes van Papus.

Wanneer Joséphin zich de naam van Sar Mérodack toeëigende is niet met zekerheid vast te stellen. Voor het eerst zien we deze naam open en publiekelijk gebruiken op 15/5/1890 bij de opening van het negende salon de la Rose+Croix. De naam Mérodack kennen we reeds van 1881-1883 als een personage uit zijn eerste roman ‘Le Vice Suprême’. Sommige historici eigenen de nam Sar toe als een inwijdingsnaam aan de Martinistenorde van Papus. De Martinistenorde van Papus kent deze ‘nomen mysticum’ echter niet toe aan zijn leden. De naam Sar vinden we alleen in de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’ en in ‘L’Ordre Martiniste et Synarchique’.

Het is meer dan waarschijnlijk dat hij zich deze naam zelf heeft toegeëigend. De volgende Sar die we in de geschiedenis kennen is Sar Hieronymus de opvolger van Sar Mérodack. Sar Hieronymus, die later Imperator wordt van de Rozekruisersorde in Europa en van de FUDOSI, kent deze naam toe aan alle dignitarissen van de FUDOSI. Aangezien de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’ en ‘L’Ordre Martiniste Synarchique’ deel uitmaakten van de FUDOSI verklaart meteen het gebruik van de naam ‘Sar’.

Sar Mérodack maakte in 1898 een reis naar het Oosten. Hij was onder meer in Egypte waar hij veelzeggende woorden schreef over de Sfinx (14). Hij bezocht Boekarest en Jeruzalem. Het is in 1889 dat hij zijn vrouw, van wie hij een jaar later zal scheiden, ‘Sarine’ noemt. Na zijn scheiding op 19/7/1900 huwt hij burgerlijk Christiane Taylor. Tijdens de jaren die volgen schrijft hij nog talrijke werken. Hij komt plotseling te overlijden op 21 januari 1918 na het eten van vergiftigde vis.

In 1920 werd de ‘Association des amis de Péladan’ opgericht door Victor-Emile Michelet. Deze vriendencirkel was evenwel geen Orde. Zij had enkel tot doel de werken van Joséphin Péladan te bestuderen.

Leden van deze vereniging waren :

Madame J. Péladan, Paul Marteau, Gabriel Boissy, Albert de Pouvourville, G. L. Tautain, Edouard Willermoz, Maurice Venoize en Maurice Gaillard.


(1) De gelijkaardige tekst vinden we eveneens in Jesaja 39/1

(2) L’Oeuvre et la Pensée de Péladan’ van Emile Dantinne - 1948 - Bruxelles blz. 26

(3) Ibidem blz. 18

(4) Ibidem blz. 29-30

(5) Ibidem blz. 31-32

(6) Ibidem blz. 38

(7) Ibidem blz. 23

(8) Opmerking van de schrijver

(9) Ibidem blz.37 - 38

(10) Met integrisme wordt hier de Roomskatholieke leer bedoeld als fundamentele geloofsleer.

(11) Hiermee wordt bedoeld dat Péladan overtuigt was dat het Franse vorstenhuis de enige waardige macht was en onafhankelijk was van de bevolking. Het nieuwe regime was voor hem niet de waardige opvolger van de Franse natie.

(12) Voltooid in 1884. Péladan was reeds in 1881 begonnen aan het boek.

(13) Zie brief van Stanislas de Guaïta aan Joséphin Péladan van 3/11/1884.

(14) La Terre du Sphinx - Flammarion 1899

(15) ‘Le mythe de l’éternel retour’ - Mircea Eliade, 1969 blz. 29

1