1850 LES ROSICRUCIENS DE TOULOUSE


"Als iemand werkelijk in het bezit was van die innerlijke ideeën waar Plato het over heeft, dan zou hij er zijn hele leven uit kunnen putten en kunstwerk na kunstwerk scheppen, zonder dat er ooit een eind aan komt."
( Albrecht Dürer )

 

Louis Charles Edouard de Lapasse ( 21/01/1792 - 7/10/1867 ), Firmin Boissin ( Simon Brugal ) ( 1835 - 1893 ) Commandeur du Temple de la Rose+Croix en Dr. Adrien Péladan worden de drie sleutelfiguren naar het mogelijk bestaan van een Rozekruisersorde in Zuid-Frankrijk omstreeks 1850.

Louis Adrien Péladan ( 08/09/1815 - 1890 ) lid van de Tempeliersorde van Genoude in 1840 is de vader van Adrien ( 1844 - 1885 ) en Joséphin Péladan ( 28/03/1859 - 21/01/1918 ).

Een van de belangrijkste sleutels komt uit het boek van Emile Dantinne ‘L’oeuvre et la Pensée de Péladan’ - La Philosophie rosicrucienne : 1948

"Le docteur Péladan, son frère aîné, se préoccupait entre-temps de parachever son éducation philosophique. Il le poussa vers les routes mystérieuses de l’Occulte. Il se rattachait par Firmin Boissin et le viComte de Lapasse aux hermétistes toulousains, il avait commenté le Zohar, Hahnemann, Simon Brugal, il avait découvert à Joséphin Fabre d’Olivet." (1)

Opmerkelijk is dat Dantinne Firmin Boissin en Simon Brugal beschouwd als twee afzonderlijke figuren. Simon Brugal is de pseudoniem van Firmin Boissin. Ofwel wist Dantinne dit niet ofwel heeft hij dit doelbewust zo geschreven. We veronderstellen eerder het laatste om de volgende zinsnede.

"Ses adeptes de la Rose+Croix, dispersés par la guerre, s’étaient aussi retrouvés, et moins d’un an après la mort du Maître, Sar Hieronymus relevait le flambeau de la Rose+Croix universelle qui ne s’éteindra plus." (2)

Sar Hieronymus is niemand minder dan Emile Dantinne zelf. Het is bewust zo geschreven omwille van het feit dat haast niemand wist wie Sar Hieronymus was.

Uit interviews gemaakt op 23/04/1983 bij Emile Dantinne’s oudste dochter Marie-Louise Dantine ( Melle Dantine ) bleek vrij snel dat weinigen wisten wat de esoterische aktiviteiten van haar vader waren.

De Lapasse richtte een Rozekruisersorde op in 1850. Joséphin Péladan wist dit van zijn oudere broer Adrien. Joséphin Péladan kon Stanislas de Guaita er van overtuigen om deze Orde verder te zetten. Zo ontstond dan ‘L’Orde Kabbalistique de La Rose+Croix’..

In de geschiedenis van de Rozekruisersorde in Zuid-Frankrijk en later in België speelt Louis Charles Edouard de Lapasse een belangrijke rol.

Sar Hieronymus welke later de oprichter zal worden van de F.U.D.O.S.I. als Imperator voor de Rozekruisersorde in Europa was vermoedelijk via deze opvolgingslijn ingewijd. We weten wel met zekerheid dat hij de opvolger is van Sar Péladan’s Orde ‘Ordre de La Rose-Croix Catholique et Esthétique du Temple et du Graal’.

De oudere broer van Joséphin Péladan, Adrien, heeft de Lapasse gekend. Het waren allebei dokters in de geneeskunde.

Louis Charles Edouard de Lapasse

De adellijke familie ‘de Lapasse’ heeft zijn wortels tot in de XI° eeuw. De familie is van Spaanse afkomst en leefde onder de heerschappij van de graven van Foix.

In het boek ‘De Lofrede voor burggraaf de Lapasse’ van graaf Fernand uit 1869 vinden we heel wat informatie omtrent de familiegeschiedenis.

"The Lapasse family was one of the best in our regions. The renown it acquired in our southern provinces, and particularly in the court of the Counts of Foix, was eminently chivalrous. The Lapasse family, originally from Spain, had, since the year 1090, been vassals and companions to this noble Foix family, whose valour has left so many memories in our regions, and whose Court, during the Middle Ages, together with those of the Counts of Toulouse and the Viscounts of Bearn, constituted the center of all political and social movement in our South during the Middle Ages. The crusades, the War of Albigeois and the occupation of the Guienne by the English, these three aspects of our local life in the Middle Ages, as well as the war-like descents into Italy and Spain, always showed the Lapasse family in the forefront, defending the interest of their sovereign by the sword on the battle fields or with words in the councils.They were to be seen at tie battles of Ravenne, Pavie, Cerisoles. They were sometimes in Aragon or Tunis, in the Holy Land or in Flanders, and everywhere they remained faithful to an unchanging tradition, and they lived and died in the service of the Foix family. And later, when the country regained the crown and when, through successive inheritances, Foix, Bearn and Navarre were incorporated into the French unity, the Lapasse family remained in their mother country and the various branches of their family showed a remarkable attachment to the province which had been their cradle." (3)

De burggraaf de Lapasse beleefde moeilijke tijden. Behorend tot de adel stond zijn familie op de zwarte lijst van de voortrekkers van de Franse Revolutie. Ze ontsnapten echter aan de ‘revolutionaire comités’.

Burggraaf de Lapasse had rechten gestudeerd in Toulouse. Louis Charles Edouard werd in 1815 door zijn moeder geïntroduceerd bij markies d’Osmond, zijn oom en ambassadeur van Louis XVIII in Londen. Daar maakte hij vlug carrière en was na 1818 al te vinden in de omgeving van de Hertog van Richelieu die eerste minister was van de koning.

Hij vertrok in mei 1818 naar Hannover ( Duitsland ) waar hij Frankrijk vertegenwoordigde. Enkele jaren later op 3/6/1824 vertrok hij naar Bern ( Zwitserland ) als eerste sekretaris van de ambassade. Op 11/06/1826 huwde hij Mad. Blanche de Lagarde die twee jaar later stierf bij de bevalling van zijn dochter Mad. Le marquise de La Bourdonnaye.

Kort nadien vertrok hij naar Napels ( Italië ) en verbleef er tijdens de julirevolutie van 1830 te beleven. Hij 38 jaar en aan het toppunt van zijn carrière. Nadien werd hij de vertrouweling van Louis XVIII en leefde vooral in Parijs waar hij geregeld contacten had met de gravin de Boigne.

Wat in de occulte geschiedenis van de burggraaf de Lapasse niet onbelangrijk is, is dat hij tijdens zijn verblijf in Italië voor het eerst in contact kwam met de geneeskunde. Hij had daar contacten met de school van Palermo. Resseguier schrijft hierover :

"The School of Salerne, having lost its splendour, was for him a permitted school. He was seen seeking famous practitioners, isolating himself, and sometimes meeting in monasteries. Asking in the dusty libraries of the Abbeys of LaCava, Mont Cassin and Moritreal for the treasures contained in their charters; and, if it is to be believed, it was in these monasteries that he collected his valuable and secret medical information which was later to form the basis of the health system he created."

We weten niet wanneer hij deze school bezocht maar het moet tussen 1825 en 1830 zijn geweest. Simon Brugal, die de informatie van Lapasse zelf zou hebben, zegt dat hij daar een zekere prins Balbiani zou hebben ontmoet. Brugal schrijft dat Balbiani een ‘compagnon’ was van Giuseppe Balsamo, beter bekend als Cagliostro. Prins Balbiani zou zeer bevriend zijn geweest met burggraaf de Lapasse. Geregeld hadden ze contacten met mekaar over Occultisme, Hermetisme en aanverwante onderwerpen. Balbiani zette de Lapasse aan tot het bestuderen van de Kabalah en de Alchemie. Volgens Brugal was prins Balbiani een "Rose+Croix".

Deze prins Balbiani had een klein kristallen flesje gevuld met een vloeistof dat behoorde aan een oude heremiet uit de buurt van Palermo.

Dit ganse verhaal was alleen bekend onder zijn vrienden in Toulouse. Het is bijgevolg niet onwaarschijnlijk dat de "Rose+Croix"- filosofie op deze wijze zijn intrede deed in de omgeving van Toulouse. Op een gegeven moment vertrok de Lapasse terug naar Italië met een aanbevelingsbrief van de Graaf d’Ourches.

In Italië is prins Balbiani volslagen onbekend bij de adellijke families. Dit doet ons vermoeden dat ‘prins’ hier een esoterische betekenis heeft. In die periode werd de titel ‘prins’ toegewezen aan 18°graads Vrijmetselaren die de inwijding van ‘Soeverein Prins van het Rozekruis’ hadden ontvangen.

Sommige Rozekruisersloges zijn in werkelijkheid Vrijmetselaarsloges waar alleen 18°graads Vrijmetselaren bij mekaar komen. ‘Prins’ Balbiani heeft steeds met klem ontkent dat hij Vrijmetselaar was. Zowel Balbiani als Brugal beweren met de stellige zekerheid dat de "Rose+Croix" niets te maken hebben met de Vrijmetselarij.

Graaf de Resseguier vertelt ons dat burggraaf de Lapasse in 1840 terugkeerde naar Sicilië voor een verder medisch onderzoek. Hij ging er ziek naar toe en kwam volkomen genezen terug. Wat dit laatste ook mogen betekenen vanaf dat moment lijkt   burggraaf de Lapasse volkomen beheerst te zijn door de occulte geneeskunde.

In 1842 komt hij terug naar Toulouse. Hij laat zich in 1852 inschrijven aan de faculteit voor Geneeskunde te Parijs. Hij las alles wat over geneeskunde was gepubliceerd en ging geregeld naar de Universiteitsbibliotheek van Montpelier.

Kort hierna opende de Lapasse een dokterskabinet te Toulouse. Hij genas daar talrijke mensen met uiteenlopende kwalen en meestal gratis. Hij was bekend voor het genezen van migraine, gastritis en neuralgische pijnen. Simon Brugal schrijft dat hij snel contact had met een al even bekend arts te Nice, Adrien Péladan.

Op 9/8/1834 werd De Lapasse lid van de Archeologische Vereniging van Midden-Frankrijk te Toulouse, welke vandaag nog altijd bestaat. (4) Op 13/1/1863 werd hij sekretaris-generaal van deze vereniging. Hij was tevens lid van ‘La Société Agriculture de la Haute-Garonne’. In 1864 vertegenwoordigde hij de Archeologische Vereniging aan de Sorbonne. Hij was ook een van de eerste onderzoekers van het complex te Karnac ( Bretagne ).

In 1865 werd hij verkozen tot Raadslid van de gemeenteraad van Toulouse. In 1867 werd hij lid van de ‘Compagnie des Jeux Floraux’ te Toulouse. Hij stierf op 7/10/1867.

‘La compagnie des Jeux Floraux’ werd gesticht in 1323 door zeven Troubadours met als doel het hoofse lyrisme in Toulouse in stand te houden. Oorspronkelijk heette de vereniging ‘Sobregia Companhia dels VII Trobadors de Tolosa’ of ‘Consistori del Gai Salter’.

In 1356 werd ‘Las Leys d’amors’ gesticht door Guilhelm Molinier raadsheer van de compagnie. Zij zijn de oudste literaire vereniging van de Westerse samenleving. Zij vieren jaarlijks hun bestaan op 3 mei. Deze traditie bestaat reeds sinds 1527. Ze werd ingevoerd door Clémence Isaure. Op het einde van de 15° eeuw werd de mythische Dame Clémence patrones van de compagnie.

In 1694 werd de compagnie officieel erkend door Louis XIV als een Koninklijke Vereniging met veertig leden. De compagnie bestaat nog steeds en werkt nauw samen met ‘La Societé archéologique du Midi de la France’. Er wordt jaarlijks een poëziewedstrijd uitgeschreven.

Beide verenigingen hebben tot doel de Keltische traditie te bestuderen. Zij hebben abbé Boudet van Rennes-les-Bains sterk beïnvloed. Deze laatste schreef een boek getiteld ‘La vraie langue celtique’ et le Cromleck de Rennes-les-Bains. Het boek werd gepubliceerd in 1886 te Carcassone. Abbé Henri Boudet ( 16/11/1837 - 30/3/1915 ) was de geestelijke vader van Abbé François-Bérenger Saunière ( 11/04/1852 - 22/01/1917 ) de legendarische pastoor van Rennes-le-Château. Het boek werd opnieuw uitgegeven in 1978 met een voorwoord van Pierre Plantard de Saint-Clair, toenmalig Grootmeester van de ‘Orde van Sion’.

De compagnie des Jeux Floraux kende in de 19° eeuw orthodoxe katholieken zoals David d’Astros ( aartsbisschop ), de graaf Guillam-Isidore de Montbel, baron Gabriel de Belcastel. Deze laatste duikt dan weer op als mogelijk initiator van Harvey Spencer Lewis stichtter van de Rozekruisersorde AMORC. Gabriel de Belcastel was dokter in de geneeskunde en verbleef in 1859 op Tenerife. Hij publiceerde een boek met titel "Le îles Canaries et le vallée d’Orotava, au point vue hygiénique et médical".

 

Les Rose+Croix de Toulouse

Of burggraaf de Lapasse nu een Rozekruisersorde of groepering zou hebben gesticht of geleid rond de jaren 1850 blijft nog altijd een open vraag. Uitgebreide onderzoekingen die Serge Caillet en Gérard Galtier hebben gedaan geven ook geen sluitende verklaring. De enige bron die iets meer duidelijkheid geeft zijn de aanhalingen uit het eerder geciteerde boek van Emile Dantinne ( Sar Hieronymus ).

In de bibliotheek van Toulouse zijn geen beschikbare bronnen die deze thesis zouden kunnen bevestigen. De enige bevestiging bevindt zich in de bibliotheek van Parijs waar door Sar Péladan duidelijk wordt gezegd dat Firmin Boissin ( Simon Brugal ) Rose+Croix Commandeur van de Tempel was. Hij was de Prior en had veertien raadsleden rond hem.

"To members of our Order and to all intellectuals, it is with great sorrow that we announce the passing away in God our Commander and Prior of Toulouse, Firmin Boissin. In him, we leave lost our most senior member : he was knighted as a Rose+Croix of the last branch of the Traditional Order, that of Toulouse." (5)

In 1858 werd Dr. Adrien Péladan geïnitieerd in de Orde van de "Rose+Croix". Uit de geschriften van Emile Dantinne weten we dat de vader van Adrien Péladan lid was van een Tempeliersorde te Genoude. Dit betekent dat er een opvolging is van  : Cagliostro, Balbiani, burggraaf de Lapasse, Adrien Péladan ( vader en zoon ) en Joséphin Péladan ( broer van Adrien ) en tot slot Emile Dantinne ( Sar Hieronymus ) die Imperator wordt van de Rozekruisersorde in 1919. Het verdere verloop van Sar Hieronymus is beschreven in het hoofdstuk van de F.U.D.O.S.I. ( Federatio Universalis Dirigens Ordines Societatesque Initiationis ) en het hoofdstuk van de Ordo Aureae & Rosae Crucis.

Het is bovendien niet uitgesloten dat de Lapasse hier helemaal niets mee te maken had. Doch zijn de vermoedens groot maar moeilijk bewijsbaar. Van Simon Brugal weten we dat hij zichzelf beschouwde als een direkte opvolger van de "Rose+Croix" waarvan, nog altijd volgens Brugal, de burggraaf de Lapasse lid was. Misschien was de Lapasse lid van deze Orde en niet de leider.

Sommige onderzoekers beweren dat de Toulousegroep zou beperkt zijn geweest tot een twintigtal leden. Waarom er dan veertien Raadsleden nodig waren blijft een open vraag.

Een andere verklaring dient eerder te worden gezocht in de Tempeliersorde van Genoude en Lourdouieux. Abbé Antoine-Eugène de Genoude ( 1792 - 1849 ) en baron Jacques-Honoré de Lourdouieux ( 1787 - 1860 ) waren twee vrienden van de Lapasse. Genoude was als actief politicus te Toulouse vrij bekend. Lourdouieux was als schrijver bekend. Beiden hebben naast de Tempeliersorde nog andere verenigingen opgericht zoals de ‘Cercle de droit national’ en de ‘Société d’Alizier’. In het departement van de Gard kenden beide verenigingen een vrij groot succes. Het is vrijwel zeker dat de Lapasse, Genoude, Lourdouieux en vader en zoon Péladan mekaar in deze context geregeld ontmoette.

De druppel die de spreekwoordelijke emmer doet overlopen komt dan nog van Joséphin Péladan die zegt dat de bestaande Orde zou zijn opgeheven in 1890 en dat zijn Orde ‘L’Ordre de La Rose-Croix Catholique et Esthétique du Temple et du Graal’ er de opvolging van is.

Dit verklaart waarom Emile Dantinne, Imperator van de Rozekruisersorde in Europa, de belangrijkste figuur wordt in de geschiedenis van deze Orde in de XX° eeuw. Dantinne alias Sar Hieronymus  werd de opvolger van Joséphin Péladan alias Sar Mérodack.

Een van de medestichters van de Archeologische Vereniging van Midden-Frankrijk te Toulouse ( Societé Archéologique du Mide de la France ) was Alexander Du Mège ( 1780 - 1862 ). Op basis van een manuscript (6), bewaard in de Bibliothèque Municipale te Toulouse, weten we dat Du Mège lid was van een Vrijmetselaarsloge die de Misraïm-Ritus toepaste. We vinden hem eveneens terug in een artikel (7) van Louis Soulé uit 1940 waar hij omschreven wordt als ‘Le chevalier’ Du Mège.

De rol die Alexandre du Mège werd toebedeeld inzake de groei en de bloei van deze Loge blijkt tot op vandaag sterk te zijn onderschat. In een artikel (8) van Maurice Caillet wordt er heel wat licht geworpen omtrent deze figuur inzake zijn Vrijmetselaarsaktiviteiten. Hij was een van de stichters van deze nieuwe Rite en was officier van ‘La Souveraine Pyramide’. Hij was reeds lid in 1804 van de Loge ‘Napoléomagne’ (9) te Toulouse. Hij was eveneens lid van het ‘Chapitre des Fidèles Cosmopolites’ een Loge die deel uitmaakte van ‘Les Coeurs Réunis’ (10).

Zijn vader, Charles-Louis Du Mège, een toneelspeler, was eveneens Vrijmetselaar. De Bibliotheek te Toulouse beschikt over het diploma (11) van Meestergraad dat hem werd overhandigd op 29/3/1775 door de Loge ‘L’Union de Sincérité de Troyes’.

Pierre Sentetz, aan wie Alexander Du Mège brieven schrijft ( zie voetnoot ), was ingewijd in de Loge ‘Les Amis du Désert’.

Toulouse was een broeinest van allerlei broederschappen en sinds de oprichting van de Egyptische Ritus door Cagliostro in 1782 zien wij dan ook in heel veel steden deze Ritus, beter bekend als de Ritus van Misraïm, overal opduiken. Alexandre Du Mège heeft dan ook een belangrijke rol gespeeld in de Misraïm Loge te Toulouse. De Loge ‘Les Amis du Désert’ was afhankelijk van de moederloge ‘Souveraine Pyramide’ te Toulouse. Er zijn slechts weinig documenten overgebleven van deze Loge. Vrij snel volgde er een andere Loge te Montauban. Op basis van de documenten kunnen we ook concluderen dat er een Loge bestond te Auch. Uit de eerste brief van Du Mège gericht aan Pierre Sentetz kunnen we besluiten dat de Misraïm-Ritus reeds aktief was voor 31/8/1806. De Ritus heeft echter niet lang bestaan omwille van het verplicht sluiten van de Franse autoriteiten.

De Ritus kent een nieuw leven vanaf 1822 wanneer kolonel Louis-Emmanuel Dupuy en Jean-Raymond Cardes, conservator van de Archives de la Haute-Garonne, de Loge ‘Le Sentier de la Vérité’ stichtten. Deze laatste was rechtstreeks afhankelijk van de gebroeders Bédarride (12) . Ook deze Loge werd snel door de autoriteiten gesloten en stierf een definitieve dood. Dat deze Ritus reeds aktief was voor 1806 mag beschouwd worden als een van de eerste Loges die in Frankrijk deze Ritus toepaste.

Uit vorige hoofdstukken (13) weten we dat de Memphis-Ritus ontstond in 1815 te Montauban precies daar waar de eerste Riten contacten had met de moederloge uit Toulouse. De eerste ons bekende Loge was aktief te Milaan in 1805. De link tussen Milaan en Montauban is tot nu toe nooit grondig onderzocht. Misschien was Alexandre Du Mège wel de sleutelfiguur. In de begeleidende brief van het diploma ‘Diplôme de Prince Initié Délivré par la Pyramide des Amis du Désert de Toulouse a Mathieu-Sulpice Choussat, Insituteur a Auch’ gedateert op ‘30 Soleil du Mois de Thoth, l’An 3601’ vinden we bij de officianten ‘Pour le Souverain absent, Marini, P(rince) Ad(ministrateur) des Nomes. Getekend door le ‘(t)rès) I(llustre) et t(rès) R(espectable) S(ouverain) Dumège, P(rince) O(rateur) I(nterprète) d(es) L(ois), R(édacteur) A(rchiviste) pro tempore. Wie Marini is, is niet af te leiden uit het document. De naam lijkt van Italiaanse afkomst te zijn. Gezien dit document verwijst naar de ‘afwezige’ ( absent ) Marini is het niet onmogelijk dat Toulouse een Loge was die bindingen had met de eerste Misraïm Loges uit Italië, daar waar ze oorspronkelijk is ontstaan.

Louis-Charles-Edouard de Lapasse, die twaalf jaar jonger was dan Alexander Du Mège en lid was van dezelfde archeologische vereniging, doet ons veronderstellen dat deze laatste op de hoogte was van de aktiviteiten van Du Mège. Dit verklaart misschien wel de relatie tussen de Lapasse en prins Balbiani uit de vorige regels. Heeft de Lapasse inderdaad iemand ontmoet die hem inwijdde in de kennis van Cagliostro of is het hele verhaal slechts een vermomming van de werkelijke aktiviteiten van Alexandre Du Mège waar de Lapasse mee betrokken was ? Tot nog toe is hier geen bewijsmateriaal voor gevonden.

In een recente publikatie van Rene Witzhard (14) lezen we dat de Lapasse een orde zou hebben gesticht in 1850 met de naam ‘Ordre Catholique de la Rose-Croix de Toulouse’. Volgens Witzhard werd deze Orde opgericht na de opheffing van de Vrijmetselaarsorde ‘La Sagesse’ tijdens de revolutie van 1848. De leden waren ultraroyalisten en traditionele katholieken die zich verloren voelden na de laatste revolutie. Hun ideeën waren gebaseerd op de ridderidealen van de Orde van de tempel. Het verhaal is gebaseerd op ‘Excentriques disparus’ van Simon Brugal ( Firmin Boissin ) uit 1890. Witzhard geeft ook toe geen bewijsmateriaal voor het hele verhaal te hebben. Het is niet uitgesloten dat de Lapasse in Napels contacten had met de ‘Stricte Observance’ van von Hund die banden had met de Rozekruisersorde uit Duitsland.

De Orde van de Lapasse, later opgevolgd door de Péladan’s, had eveneens bindingen met de ‘Arcade d’Oriënt’.

 


(1) Emile Dantinne ‘L’oeuvre et la Pensée de Péladan’ - La Philosophie rosicrucienne : 1948 blz.

(2) Ibidem blz. 23

(3) Vertaling Sar Asunta

(4) In de ‘Mémoires de la Société Archéologique du Midi de la France’ zijn nog een aantal werken bewaard gebleven van burggraaf de Lapasse.

Tome VIII ( 1861 - 1865 ) Lapasse ( Vicomte de ), Etudes sur trois anciens livres toulousains, p. 207-214. In hetzelfde deel : Lapasse ( Vicomte de ), Rapport présenté à la Société archéologique sur les antiquités trouvées sous les fondations du palais du maréchal commandant supérieur à Toulouse, p. 346-353.

In hetzelfde deel : Lapasse ( Vicomte de ), Notice sur une oeuvre inédite d’un savant toulousain, p. 368-376.

In Tome IX van Carrière ( Abbé M.-B.), Eloge de M. le vicomte de Lapasse, p. 153-165.

(5) Vertaling Sar Asunta

(6) MS 1194. Bevat brieven van Alexandre Du Mège gericht aan Pierre Sentetz van augustus tot oktober 1806.

(7) Le chevalier Du Mège, de la Haye in : Bulletin Municipal de la Ville de Toulouse, nrs van april tot juli 1940.

(8) Un rite maçonnique inédit à Toulouse et Auch en 1806, verschenen in Bulletin de la Société archéologique du Gers ( 50 année, 1° trimestre 1959 ) van Maurice Caillet.

(9) A.D. Hte-Garonne, 4 M 122.

(10) B.M. Toulouse, ms. 1223.

(11) MS 1192, f° 19.

(12) Zie hoofdstuk ‘1788 Rite de Misraïm, 1815 Rite de Memphis’.

(13) ibidem

(14 )Memphis-Misraïm une Maçonnerie entre Drapeaux Noirs et Cardinaux Blancs, Court mémoire pour servir aux Etats Généraux de la Maçonnerie française du Rite Ancien et Primitif de Memphis-Misraïm van Rene Witzhard, printemps 2000.

 

 

1